Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
22 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1963, was terminalmanager en werd beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk overtreden van vergunningsvoorschriften in het kader van de Wet milieubeheer. De zaak betreft een lekkage met methadon bij de belading van een tankwagon in de haven. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het hof oordeelde anders. Het hof concludeerde dat de verdachte, ondanks waarschuwingen van medewerkers over de onveilige werkwijze, verantwoordelijk was voor de belading en dat hij feitelijk leiding had gegeven aan de overtreding. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, maar heeft geen verdere rechtsgevolgen aan deze constatering verbonden. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.