ECLI:NL:HR:2025:605
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van [X] B.V. tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2025 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V., vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 oktober 2024, nr. BK-23/314. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, gebruikmakend van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit besluit is genomen om redenen van proceseconomie, waarbij de Hoge Raad in het midden heeft gelaten of het onbetaald laten van het voor het cassatieberoep verschuldigde griffierecht verschoonbaar is. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 17 april 2025.