ECLI:NL:HR:2025:603

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
23/03396
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vergunningplicht bij bouwwerkzaamheden in beschermd stadsgezicht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die opzettelijk bouwwerkzaamheden heeft verricht zonder de vereiste vergunning, door het (laten) pleisteren van de voorgevel van zijn pand dat zich in een beschermd stadsgezicht bevindt. De verdachte heeft in hoger beroep verzocht om het horen van drie getuigen, maar dit verzoek werd afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet relevant waren voor de beoordeling van de vragen die in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering zijn opgenomen.

Daarnaast werd er een bewijsklacht ingediend over de vraag of de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er sprake was van een vergunningsplicht, maar desondanks zonder vergunning werkzaamheden heeft laten uitvoeren. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/03396 E
Datum22 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, economische kamer, van 29 augustus 2023, nummer 21-002260-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat F.H.J. van Gaal bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C.N. Dalebout en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2025.