ECLI:NL:HR:2025:60

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
22/04675
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over noodweer in militaire zaak met mishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, militaire kamer, van 1 december 2022. De zaak betreft een militaire mishandeling waarbij de verdachte, geboren in 1993, in eerste aanleg was vrijgesproken. De centrale vragen in deze cassatie zijn of het hof terecht heeft geoordeeld dat er sprake was van een ogenblikkelijke aanranding van de aangever door de vriend van de verdachte, en of de verdachte heeft gehandeld uit putatief noodweer. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie leiden. Het hof heeft op basis van de beschikbare stukken en camerabeelden vastgesteld dat de vriend van de verdachte de confrontatie zocht met de groep waartoe de aangever behoorde. Het hof concludeert dat er een gevecht ontstond en dat de aangever gerechtvaardigd was om zich te verdedigen tegen de aanval van de vriend van de verdachte. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk is en voldoende gemotiveerd. Daarnaast wordt opgemerkt dat het verweer van putatief noodweer, dat in hoger beroep niet is gevoerd, niet voor het eerst in cassatie kan worden aangevoerd, omdat dit een feitelijke beoordeling vereist. De Hoge Raad constateert ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04675 M
Datum14 januari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, militaire kamer, van 1 december 2022, nummer 21-000592-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.P.K. Ruperti, advocaat in Apeldoorn, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

2.1
Het eerste en het tweede cassatiemiddel komen met verschillende klachten op tegen de verwerping door het hof van het beroep op noodweer.
2.2
De cassatiemiddelen leiden niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde taakstraf van dertig uren volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 januari 2025.