ECLI:NL:HR:2025:580

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
23/02539
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ambtelijke omkoping door gerechtsdeurwaarder met seksuele diensten in ruil voor vermindering van schulden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, een gerechtsdeurwaarder, was beschuldigd van ambtelijke omkoping door seksuele diensten te vragen in ruil voor het verminderen van openstaande schulden van de slachtoffers. Het hof had vastgesteld dat de verdachte in zijn hoedanigheid als gerechtsdeurwaarder bij de slachtoffers aan de deur kwam vanwege hun schulden en hen vroeg om seksuele diensten, waarmee hij hen wilde bewegen om in ruil daarvoor iets te doen of na te laten in zijn bediening. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de feiten voldoende was onderbouwd en dat de verdachte met zijn voorstellen om openstaande schulden op andere wijze weg te nemen, de slachtoffers ertoe heeft willen bewegen hem seksuele diensten te leveren. De Hoge Raad bevestigde dat de verdachte handelde in zijn bediening als ambtenaar, en dat de omstandigheid dat hij als gerechtsdeurwaarder optrad, een belangrijke rol speelde in de relatie tussen hem en de slachtoffers. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof bekrachtigd en het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02539
Datum22 april 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 juni 2023, nummer 20-002056-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof bij de onder 5 tot en met 8 bewezenverklaarde feiten een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het bestanddeel ‘in zijn bediening’, zoals bedoeld in artikel 363 lid 1, aanhef en onder 3°, (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
2.2.1
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte onder 5 tot en met 8 bewezenverklaard dat:
“5. hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 mei 2005 tot en met 30 november 2006 te [plaats] , als ambtenaar, te weten als gerechtsdeurwaarder bij [A] B.V. te [plaats] ,
een dienst, te weten
- het hebben van seks met hem, verdachte, en/of
- het verrichten van seksuele handelingen met/bij hem, verdachte,
heeft gevraagd aan een persoon genaamd [aangeefster 1] ., teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten.
6. hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 te [plaats] , als ambtenaar, te weten als gerechtsdeurwaarder bij [A] B.V. te [plaats] ,
een dienst, te weten het
- hebben van (een avondje vrije) seks met hem, verdachte, en/of
- verrichten van seksuele handelingen bij/met hem, verdachte,
heeft gevraagd aan een persoon genaamd [aangeefster 4] , teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten.
7. hij op of omstreeks 12 januari 2011 in [plaats] , als ambtenaar, te weten als gerechtsdeurwaarder bij [A] B.V. te [plaats] , in elk geval als ambtenaar,
een dienst, te weten het
- hebben van seks met hem, verdachte, en/of
- verrichten van seksuele handelingen bij/met hem, verdachte,
heeft gevraagd aan een persoon genaamd [aangeefster 2] , teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten.
8. hij op of omstreeks 20 september 2012 in [plaats] , als ambtenaar, te weten als gerechtsdeurwaarder bij [A] B.V. te [plaats] , in elk geval als ambtenaar,
een dienst, te weten het
- aan hem, verdachte, in natura betalen (door het verrichten van seksuele handelingen met/bij hem, verdachte),
heeft gevraagd aan een persoon genaamd [aangeefster 3] , teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2017 (...), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :
Op maandag 1 mei 2017 verrichtte ik, [verbalisant 1] , tactisch onderzoek teneinde vast te kunnen stellen of en op welk moment [verdachte] aangesteld was als gerechtsdeurwaarder.
Bij de inbeslaggenomen goederen onder A1.0.1.01.023 trof ik de navolgende bescheiden aan die hierop betrekking hebben:
- Een brief van de Arrondissementsrechtbank te [plaats] , waarin onder andere staat vermeld dat [verdachte] op 28 juni 1995 zijn eed aflegde daar hij bij Koninklijk Besluit d.d. 19 mei 1995 benoemd was tot deurwaarder in vaste dienst bij de Arrondissementsrechtbank te [plaats] en het kantongerecht te [plaats] (bijlage 5);
- Een brief van [getuige ] te [plaats] gericht aan de Minister van Justitie d.d. 14 januari 1995 met het verzoek om de aanwijzing van [verdachte] als kandidaat-deurwaarder bij voornoemd kantoor per 1 februari 1995 goed te keuren (bijlage 9);
- Een brief van [getuige ] te [plaats] gericht aan [verdachte] d.d. 13 februari 1995 inzake de beschikking tot toegevoegd kandidaat-deurwaarder van [verdachte] bij voornoemd kantoor, met bijlagen van het ministerie van justitie, sollicitatiebrieven van [verdachte] en een verklaring omtrent het gedrag van [verdachte] (bijlage 10).
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 31 januari 2017 (...), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige ] :
In 1997 is besloten om samen met [verdachte] een maatschap aan te gaan.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2017 (...), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 2] :
Nadat de Officier van Justitie [...] had medegedeeld dat wij naar aanleiding van een onderzoek naar mogelijke strafbare handelingen van [verdachte] kwamen en dat wij op grond van dit onderzoek een doorzoeking in het bedrijfspand wilden doen, gaf de directeur onder andere het volgende aan:
- Dat [verdachte] op donderdag 12 januari 2017 zijn ontslag heeft ingediend bij de Koninklijke Branche Vereniging Gerechtsdeurwaarders (KBVG).
(…)
5. Het proces-verbaal van de in deze zaak gehouden terechtzitting in hoger beroep d.d. 13 juni 2023, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Het klopt dat ik in de periode van de mij tenlastegelegde feiten als gerechtsdeurwaarder werkzaam was voor [A] B.V. Het klopt dat ik in 1995 werd beëdigd.
U, voorzitter, houdt mij voor dat uit het dossier blijkt van verschillende vrouwen die hebben verklaard dat ik daar – zonder uitzondering – langskwam omdat ik daar als gerechtsdeurwaarder iets moest doen. Ik zeg u daarop dat dit klopt. Vanuit die hoedanigheid moest ik daar langs. Als ik als gerechtsdeurwaarder langskom is er wat aan de hand. Ik kom daar niet voor de lol en die mensen zien een gerechtsdeurwaarder niet zomaar. Ik kwam soms vanwege grote schulden.
Het klopt dat ik met een aantal van deze vrouwen waar ik als gerechtsdeurwaarder langs kwam seks heb gehad tegen betaling.
U houdt mij voor dat vrouwen in het dossier hebben verklaard dat ik wist dat zij financiële problemen hadden en dat zij bang waren voor de consequenties van het niet tijdig betalen. U houdt mij voor dat ik vrouwen ook heb geïnformeerd over de mogelijke gevolgen daarvan, namelijk dat er beslag zou kunnen worden gelegd. Ik zeg u daarop dat dit klopt en dat dit laatste zou kunnen.
U houdt mij voor dat ik als gerechtsdeurwaarder invloed kon uitoefenen op bijvoorbeeld beslaglegging, uithuiszetting of het moment van betaling. Dat klopt.
U houdt mij voor dat een deurwaarder een bepaald gezag uitstraalt en vraagt mij of ik mij onder de eerder genoemde omstandigheden kan voorstellen dat – wanneer ik een voorstel doe om tegen betaling seks te hebben – de vrouwen dat hebben ervaren als een situatie waarin zij geen andere weg zagen dan op mijn voorstel in te gaan, omdat het in feite kiezen is tussen twee kwaden: enerzijds beslaglegging of uithuiszetting en met kinderen op straat staan en anderzijds iets doen waar je geen zin in hebt. Ik zeg u daarop dat ik mij dat kan voorstellen. Het zou inderdaad zo kunnen zijn dat de vrouwen de link leggen tussen de schulden die zij hebben en hun bereidheid tot seks als ik ze vraag naar hun ruimdenkendheid.
(...)
Het is niet gebruikelijk om als deurwaarder bij mensen naar binnen te gaan, tenzij het bijvoorbeeld hard regent of je ergens al twintig keer bent geweest.
(...)
26. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 oktober 2016 (...), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [aangeefster 1] .:
(...)
V: Wat kun je verder vertellen over jouw financiële situatie?
A: Ik had huurschulden, schulden bij postorderbedrijven en schulden uit mijn tweede huwelijk. Alles bij elkaar zal het ongeveer Euro 2.500,- zijn geweest.
V: Hoe ging dat met de deurwaarder?
A: Waarover ik aangifte wil doen, die man ken ik al heel lang. Ik kende hem al omdat hij bij mijn oma kwam, omdat ze denk ik schulden had. Ik heb hem ook een paar keer bij mijn moeder gezien, in de periode dat ik daar woonde. Zij had ook schulden. In oktober 2004 kreeg ik een flatje in [a-straat] in [plaats] . Toen hij bij mij aan de deur stond, heb ik hem binnen gelaten.
V: Hoe kwam het dat je hem binnen liet?
A: Ik was bang dat hij mijn spullen zou meenemen, ik wilde weten wat voor een vordering het was en ik had natuurlijk schaamte, omdat hij op de galerij van de flat stond. Toen hij eenmaal binnen was, vroeg hij of ik nu alleen woonde en of ik niet meer bij mijn moeder woonde.
V: Wat is de naam van die deurwaarder?
A: [verdachte] [het hof begrijpt hier en hierna telkens: [verdachte] ].
(...)
V: Vertel eens verder over hoe het contact met die [verdachte] verliep?
A: Het was dus een bekende van mij, omdat ik hem vaker had gezien bij mijn moeder en oma. Ik vertrouwde hem daarom ook. Daarom liet ik hem binnen. Hij vroeg toen of ik niet eens een avondje uit wilde met een vriend van hem. Ik vroeg toen wat hij daarmee bedoelde. Hij zei dat het gewoon een avondje uit was en misschien wat meer en dat ik dan wat betaald kreeg. Zo kon ik dan van mijn schulden afkomen. Ik vroeg toen aan hem wat hij voor mij bij zich had. Hij gaf mij toen geloof ik een brief over de huurschuld bij de woningstichting. Volgens mij was dat toen een brief om mij op te roepen voor het kantongerecht in [plaats] in verband met de huurschuld. Ik moest voor het kantongerecht komen.
A: De keer erna kwam hij weer binnen en had weer een “stuk” bij zich. Hij vroeg toen aan mij of ik over die vraag had nagedacht. Hij zei toen: “Je hebt zo veel schulden, misschien kan je een paar keer met mij naar bed tegen vergoeding en worden de schulden minder.” Ik ben hier toen op dat moment niet op ingegaan, ik was geschrokken door wat hij zei. Hij zei: “Ik kan je er echt mee helpen, je schulden worden dan minder.” Als er nu aan terug denk dan vind ik dat hij echt flink op mij heeft ingepraat.
V: Hoe ging het toen verder?
A: Hij was toch wel heel specifiek in hoe hij het wilde. Ik heb hem toen gevraagd wat hij eigenlijk wilde. Hij zei toen: “Ik wil dat je naakt op bed gaat liggen, dat ik je overal kan betasten en kutje likken.”
(...)
A: Dat is toen ook gebeurd. Ik kleedde mezelf uit, hij kleedde zichzelf uit. We waren allebei naakt. Dan ging hij naast mij liggen op bed en betaste me. Vervolgens trok hij zich dan zelf klaar. Hij streelde mijn borsten en kuste ze en dat deed hij ook beneden. Achteraf denk ik dat ik toch wel een vertrouwensband met hem had, waardoor hij mij zover heeft kunnen krijgen.
V: Wat is er verder op seksueel gebied tussen jullie gebeurd?
A: Altijd hetzelfde. Wat ik net verteld heb. Hij heeft mij een keer gevraagd of ik hem wilde pijpen en dat is ook gebeurd.
(...)
Het eindigde in november 2006.
V: Je vertelde net dat [verdachte] de eerste keer bij jou thuis kwam rond de kerst in 2004. Hoe lang daarna vond het eerste seksuele contact met hem plaats?
A: Daar heeft toch een aantal maanden tussen gezeten. Ik schat ergens tussen maart en juli 2005. Hij kwam ook niet iedere week en hij heeft van te voren ook nog een tijd op mij ingepraat, voordat ik uiteindelijk seks met hem had.
V: Hoe voelde jij je in die periode over het seksueel contact dat je met [verdachte] had?
A: Niet prettig, omdat hij gezegd had dat ik op die manier van mijn schulden af zou komen. Hij gooide dan Euro 60 op tafel. Ik zei toen: “Ik dacht dat ik hiermee van mijn schulden af zou komen.” Hij zei toen dat hij de rest op kantoor zou regelen, maar hij regelde helemaal niets.
(...)
V: Het is dus een keer of vijf a zes gebeurd en iedere keer kreeg jij Euro 60,- en een keer heb je Euro 80,- gekregen.
A: Ja.
27. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2017 (...), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :
In het proces-verbaal aangifte met proces-verbaalnummer 2016183978-1 van 17 oktober 2016 werd op pagina 1 per abuis een onjuiste pleegdatum en pleegplaats vermeld. De juiste pleegplaats dient te zijn: [a-straat 1] te [plaats] . De juiste pleegdatum dient te zijn: tussen maart 2005 en december 2006.
28. Het proces-verbaal van bevindingen financieel d.d. 28 april 2017 (...), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 3] :
Over de periode 2004 t/m 2016 is er met [aangeefster 1] . 25 keer ambtelijk contact geweest met [verdachte] . In 25 gevallen werd een ambtelijk stuk door [verdachte] betekend, waarvan 7 keer in persoon. (...)
29. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris in het kader van de toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en de vordering tot inbewaringstelling d.d. 24 mei 2017, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik heb met ( [aangeefster 1] .) (...) seks gehad. Ik heb ( [aangeefster 1] .) betaald.
30. Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 27 en 28 juli 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik kende [aangeefster 1] . al lange tijd via haar moeder en oma. Zij heeft mij oraal bevredigd. Ik heb haar toen 60 euro gegeven. Zij begon toen hard te schreeuwen waarop ik nog 20 euro heb neergelegd.
Het kan dat ik zeven keer exploten heb uitgereikt aan haar. Het klopt dat ik papieren meenam, zodat het leek dat ik voor mijn werk kwam.
(...)
31. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 februari 2017 (...), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [aangeefster 4] .:
(...)
Ik ken [verdachte] vanaf het jaar 2008/2009. Mijn toenmalige partner genaamd [betrokkene 1] , is gestorven in het jaar 2008. [betrokkene 1] had een alimentatie achterstand en had bemoeienis met een deurwaarder. Omdat mijn ex-partner was overleden is [verdachte] bij mij terecht gekomen om de vorderingen bij mij te innen. [verdachte] is een aantal keren bij mij aan de deur geweest om deze te innen en we hebben toen een betalingsregeling getroffen. Dit hield volgens mij in dat ik 50 euro per maand moest overmaken naar het kantoor van [A] . [verdachte] is een aantal keren bij mij aan de deur geweest op het moment dat ik niet voldeed aan de betalingsregeling.
(...)
Vermoedelijk is het in het jaar 2009 geweest dat [verdachte] bij mij aan de deur stond en vroeg of hij binnen mocht komen om wat zaken uit te leggen. Ik heb hem binnen gelaten en heb nog gevraagd wat hij wilde drinken. Hij dronk een kop thee en ik een kop koffie. Vervolgens vroeg hij aan mij of ik een moderne ruimdenkende vrouw was en vroeg of ik een avondje vrije seks met hem wilde. Hij vertelde mij dat hij een mooie ruime woning in [naam ] had; dit is een dure wijk in [geboorteplaats] nabij de [...] grens. Hij wilde seks met mij maar geen relatie. Hij kon dan iets voor mij regelen. Ik was direct al heel stellig hierin en had hierop nee gezegd.
V: Wat vond je van deze vraag die [verdachte] voorstelde om seks te hebben?
A: Ik voelde mij heel ongemakkelijk en dacht alleen hoe ik hem de deur uit kreeg. Ik handelde luchtig en lachte dit weg. Dit is een vorm van zelfbescherming. Ik wil natuurlijk nooit mijn onzekerheid laten merken.
V: Heeft hij nog opmerkingen gemaakt over uw uiterlijk?
A: Hij vond mij een mooi uitziende vrouw, dat heeft hij ook gezegd.
V: Wat wist [verdachte] van uw privé situatie?
A: [verdachte] wist dat mijn partner dood was maar ik had hem niet verteld dat ik een nieuwe vriend had.
32. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 april 2017 (...), voor zover inhoudende als verklaring van [aangeefster 4] :
(...)
Feit: Met ambtsplicht strijdige handelingen, dwang door ambtenaar
Plaats: [b-straat 1] [plaats]
Pleegdatum: In het jaar 2009
(...)
V: Wat zou [verdachte] voor u kunnen regelen als u seks met hem zou hebben?
A: Ik had een schuld openstaan van mijn vorige partner. Ik wilde dat niet betalen. Hij zou wat kunnen regelen, maar daarna heb ik hem gedag gezegd.
V: Wat dacht u dat [verdachte] voor zou kunnen regelen?
A: Dat ik misschien minder hoefde te betalen of een kwijtschelding. Ik moest dan ook naar [naam ] komen waar hij woonde, want hij had daar een mooie woning.
33. Het proces-verbaal van bevindingen financieel d.d. 10 mei 2017 (...), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] :
[aangeefster 4] komt over de periode oktober 2007 tot en met september 2012 10 keer voor in het repertoire en de administratie van [A] . Over de periode oktober 2007 tot en met september 2012 is 3 keer in persoon door [verdachte] een stuk betekend aan [aangeefster 4]
34. Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 27 en 28 juli 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik ben bij [aangeefster 4] aan de deur geweest. Ik ben ook in de woning geweest. Ik vroeg of zij een ruimdenkende vrouw was omdat ik misschien wel seks met haar wilde. Het zou inderdaad kunnen dat de vrouwen de link leggen tussen de schulden die zij hebben en hun bereidheid tot seks als ik ze vraag naar hun ruimdenkendheid.
(...)
35. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 februari 2017 (...), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [aangeefster 2] :
(...)
V: Wat was de tijdsperiode?
A: januari 2010. Toen begon hij.
V: Welke schulden had u?
A: In beginsel een schuld van 125 euro en een paar cent. Dat is natuurlijk opgelopen omdat er niet werd betaald. Later is er nog een schuld bijgekomen. Ik kwam toen in de WSNP, de schulden waren zo hoog en deze waren niet mogelijk om zelfstandig af te betalen.
V: Dan komt [verdachte] aan de deur. Hoe loopt dat?
(...)
A: De eerste keer kwam hij aan de deur met de vraag of ik de schuld kon betalen. Desnoods een betalingsregeling treffen.
(...)
Bijvoorbeeld 25 euro per maand. Dat kan allemaal bij de gerechtsdeurwaarder plaatsvinden. De schuld was daar echter niet mee afgelost. Toen kwam hij weer aan de deur en toen kwam hij met het voorstel om het op een andere manier te regelen. Hij zei we kunnen het op een date gooien met z’n tweetjes. Een leuke avond en een leuke nacht. Ik wil seks. Jij jouw plezier, ik mijn plezier. Dan is het opgelost. Hij zou mijn geld geven. Hij zou meteen cash geld geven en dan zou ik daarmee mijn schuld kunnen betalen. Ik dacht meteen: dit klopt niet. Ik heb het meteen afgekapt en gezegd dat ik dat niet wil. Ik wil gewoon betalen. Het is mijn eigen fout. Hij is heel teleurgesteld weggegaan. Toen begon hij opdringerig te worden. Hij reed steeds langs. Op en neer. Ik had er een naar gevoel bij. Ik deed zelfs de lamellen niet open, omdat ik niet wilde dat hij zag dat ik thuis was. Ik was bang. Je staat machteloos. Door zijn uitstraling, hij probeerde gezag uit te stralen. Het kwam bij mij over: Als jij niet doet wat ik wil, dan gebeuren er ergere dingen. In die tijd zijn er meerdere deurwaarders bij mij aan de deur geweest en die gingen op een hele andere manier met mij om.
V: Hij wil jouw cash betalen voor seks, zegt hij dan nog wat?
A: Ja, daar kun je de schulden mee aflossen. Normaal kun je regelen dat het van je loon wordt afgehaald. Of een betalingsregeling treffen met het kantoor. Of je gaat met je cash geld op het kantoor betalen. Er zijn verschillende mogelijkheden om te betalen. Bij één gerechtsdeurwaarder heb ik meegemaakt dat hij het geld elke maand op kwam halen. Hij legde dat ook netjes vast.
Op 12 januari 2011 kwam hij een exploot persoonlijk brengen. Die datum weet ik zeker en toen deed hij mij dat voorstel voor de date. De brieven mag hij ook in de brievenbus doen, maar daarmee kwam hij wel persoonlijk aan de deur. Terwijl dat niet nodig was.
36. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 4 mei 2017 (...), voor zover inhoudende als verklaring van [aangeefster 2] :
Plaats delict: [c-straat 1] te [plaats] .
O: Op donderdag 16 februari 2017 hebben we al contact met je gehad en heb je een getuigenverklaring afgelegd [het hof: zie in voorgaand bewijsmiddel aangehaalde getuigenis (...)].
37. Het proces-verbaal van bevindingen financieel d.d. 10 mei 2017 (...), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] :
[aangeefster 2] komt over de periode augustus 2006 tot en met november 2013 22 keer voor in het repertoire en de administratie van [A] . Over de periode augustus 2006 tot en met november 2013 is 8 keer in persoon door [verdachte] een stuk betekend aan [aangeefster 2] .
38. Een ander geschrift, te weten een deurwaardersexploot d.d. 12 januari 2011 (...), voor zover inhoudende:
Heden, 12 januari 2011, heb ik [verdachte] , wonende te [geboorteplaats] als gerechtsdeurwaarder gevestigd te [plaats] en aldaar kantoorhoudende aan de [d-straat 1] ,
Op verzoek van [B] B.V. en [C] B.V.,
AAN: [aangeefster 2] , wonende te [plaats] , aldaar ten gemelde woonhuize mijn exploot doende en afschrift dezes en van na te melden proces-verbaal latende aan: voormeld adres in gesloten envelop met daarop de vermeldingen als wettelijk voorgeschreven.
BETEKEND: Het op 11 januari 2011 uit krachte van de daarbij gerelateerde executoriale titel executoriaal beslag gelegd onder: [D] te [plaats] .
39. Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 27 en 28 juli 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik weet wel wie [aangeefster 2] is. Ik ben ook bij haar geweest.
(...)
40. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 maart 2017 (...), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [aangeefster 3] :
(...)
V: Vertel eens wanneer kwam de deurwaarder bij jou aan?
A: Dat weet ik niet precies, aan het begin toen ik aan [e-straat] woonde.
V: Hoe zat het met jouw schulden?
A: Die schuld waar hij voor kwam dat was een schuld van 250 euro. Dat was een of andere boete die was opgelopen.
(...)
V: Hoe ging het toen de deurwaarder aan je deur kwam?
A: Hij belt aan en je doet de deur open en hij vertelt dan wie hij is en waarvoor hij komt. Hij doet heel flirterig. Wat zie je er goed uit zegt hij dan. Een beetje klef eigenlijk. Dan vraagt hij ook een beetje naar je financiële situatie. En dan denk je: het is een deurwaarder, dus dat is niet vreemd. En dan zegt hij: als je het niet kunt betalen, dan kun je ook in natura betalen.
V: Wat gaat er dan door je heen?
A: Ik dacht toen: hij maakt een grapje. Ik schiet in de lach. Ik zie hem staan en ik zei tegen hem: serieus? Meen je dit nu echt? Hij zei dat het serieus was.
V: Wat was jouw situatie toen hij bij jouw aan de deur kwam?
A: Toen zaten we net zonder werk en was net het punt dat we ons koophuis gingen verliezen. Eigenlijk een put ellende. We zijn mijn partner en ik en de kinderen.
V: Was het nodig dat de deurwaarder aan de deur kwam?
A: Ja, de eerste en de tweede keer wel.
O: Je schreef zelf in je mail dat hij je diverse malen heeft benaderd om je schulden in natura te doen verdwijnen.
V: Vertel eens hoe ging dat?
A: Hij is heel gewiekst daarin. Hij gaat met je praten en hij praat heel flirterig. Hij vraagt naar je financiële situatie en zegt ook dat je haar leuk zit. Hij probeert je op een verkeerde manier op je gemak te stellen. En dan doet hij het voorstel.
V: Wat dacht je dat hij daarmee bedoelde?
A: Ik wist meteen wat hij bedoelde. Hij had het over seks. Hij was ook heel erg complimentjes aan het maken.
V: Waarom dacht je dat?
A: Vanwege de complimentjes. Het ging om het hele pakket. Hij vroeg ook of ik alleen was. En in natura is niet dat je een zak aardappelen geeft aan iemand.
(...)
V: Wanneer is de laatste keer dat hij aan je deur is geweest?
A: Ik denk ongeveer vier jaar geleden.
41. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 10 mei 2017 [het hof begrijpt gelet op de datum van het verhoor: 11 mei 2017] (...), voor zover inhoudende als verklaring van [aangeefster 3] :
(...)
O: Op donderdag 16 maart 2017 hebben wij al contact met u gehad en heeft u een getuigenverklaring afgelegd. U vertelde dat de deurwaarder u meerdere malen heeft benaderd om in natura uw schulden te doen laten verdwijnen. Dat u hem heeft uitgelachen en er nooit op ingegaan bent. U vertelde dat de deurwaarder bij u aan de deur kwam in het begin toen u pas op [e-straat] woonde.
O: Volgens onze systemen bent u op 9 juli 2012 op [f-straat 1] op [e-straat] gaan wonen.
V: Klopt dat?
A: Dat klopt.
V: Wanneer had hij het voorstel gedaan?
A: Op [e-straat] .
42. Het proces-verbaal van bevindingen financieel d.d. 17 mei 2017 (...), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] :
[aangeefster 3] komt over de periode juli 2008 tot en met december 2014 7 keer voor in het repertoire, en de administratie van [A] . Over de periode juli 2008 tot en met december 2014 is 4 keer in persoon door [verdachte] een stuk betekend aan [aangeefster 3]
43. Een ander geschrift, te weten een deurwaardersexploot d.d. 20 september 2012 (...), voor zover inhoudende:
Heden, 20 september 2012, heb ik, [verdachte] , wonende te [geboorteplaats] als gerechtsdeurwaarder gevestigd te [plaats] en aldaar kantoorhoudende aan de [d-straat 1] ,
AAN: [aangeefster 3] , wonende te [geboorteplaats] aan [f-straat 1] aldaar aan haar in persoon:
1e BETEKEND: Een op 13 september 2012 door de Officier van Justitie te Leeuwarden, tegen de gerequireerde in executoriale vorm uitgevaardigd dwangbevel, ten verzoeke van requirant en ten laste van gerequireerde, onder CJIB-nummer: 159221558 uit kracht van voormelde en hierbij betekende titel de gerequireerde.
Mapnummer: 12090513. CJIB-nummer 159221558.
1. Verschuldigd cf. dwangbevel: € 70,00
2. Invorderingskosten exclusief btw: € 45,28
3. Btw over de invorderingskosten: € 8,60
4. Kosten betekening dwangbevel: € 87,24
€ 211,12 totaal tot heden te voldoen inclusief de kosten van dit exploot.
44. Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 27 en 28 juli 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik kan mij [aangeefster 3] nog herinneren. Zij was getrouwd.”
2.2.3
Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte weliswaar ambtenaar was en vroeg om seksuele handelingen van aangeefsters, maar dat niet is gebleken wat hiertegenover stond en – mocht van een tegenprestatie al sprake zijn geweest – dit slechts een betaling betrof waarmee aangeefsters hun schulden konden afbetalen en niet het verrichten van een ambtshandeling. De verdachte heeft niet gezegd dat hij – bijvoorbeeld – exploten zou intrekken, beslagleggingen niet zou uitvoeren of zou zorgen dat papieren van een schuldeiser zouden verdwijnen zodat geen sprake is van ‘doen of nalaten in zijn bediening’, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Concrete tegenprestatie
Het hof ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of voor een bewezenverklaring van het onder 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde vereist is dat sprake is van een concrete tegenprestatie van de zijde van de ambtenaar, of dat volstaat dat sprake is van het doen ontstaan en/of onderhouden van een voorkeursbehandeling in ruil voor het doen van een gift of belofte dan wel het leveren van een dienst aan die ambtenaar.
De strafbaarstelling van de zogenaamde ‘passieve ambtelijke omkoping’ in artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr) luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
Met gevangenisstraf (...) wordt gestraft de ambtenaar:
(...)
3°. die een gift of belofte dan wel een dienst vraagt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten.
De omgekeerde situatie is strafbaar gesteld in artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht (de zogenaamde actieve ambtelijke omkoping). Dit artikel luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
Met gevangenisstraf (...) wordt gestraft:
1°. hij die een ambtenaar een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten.
Uit – onder meer – HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:641 volgt dat “(...) art. 177 (oud) Sr niet alleen ziet op de situatie dat er een direct verband bestaat tussen de gift of belofte enerzijds en een concrete tegenprestatie anderzijds, doch ook op het doen van giften of beloften aan een ambtenaar teneinde aldus een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen”.
Hoewel voornoemd arrest ziet op een ander delict (actieve ambtelijke omkoping) dan tenlastegelegd in de onderhavige strafzaak, ziet het hof gelet op de aard en strekking van de beide delicten geen aanleiding om – bij de beoordeling of sprake is van handelen als bedoeld in artikel 363, eerste lid en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht – een andere maatstaf te hanteren. Bij beide delicten is immers sprake van een wederkerige situatie waarin een ambtenaar in zijn bediening iets zal doen of nalaten in ruil voor een te leveren tegenprestatie (in de vorm van een gift of belofte dan wel een dienst). Dat het initiatief daarbij (bij het in artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht vermelde delict) anders dan bij de ‘actieve ambtelijke omkoping’ als bedoeld in artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht uitgaat van de ambtenaar in kwestie doet daaraan naar het oordeel van het hof niet af.
Het hof is dan ook van oordeel dat ook in het onderhavige geval niet is vereist dat sprake is van een concrete tegenprestatie maar dat voldoende is dat sprake is van het verlenen van een dienst teneinde aldus een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te onderhouden en zo een voorkeursbehandeling te krijgen.
Voor de invulling daarvan volstaan naar het oordeel van het hof de door de verdachte geuite algemene bewoordingen die de strekking hadden dat door het verlenen van seksuele diensten aan verdachte de schulden minder zouden worden, dat het dan zou worden opgelost, dat hij iets kon regelen, of dat (daarmee) in natura betaald kon worden. Gelet op zijn hoedanigheid als gerechtsdeurwaarder – hetgeen de directe aanleiding was van zijn bezoek aan de vrouwen – moet de verdachte hebben geweten dat door de slachtoffers een relatie zou worden gelegd tussen enerzijds de openstaande schuld en anderzijds zijn opmerkingen daaromtrent. Verdachte heeft – mede gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen ter zake van de feiten 1 tot en met 3 – als gerechtsdeurwaarder met zijn ‘voorstellen’ om openstaande schuld(en) op andere wijze zien weg te nemen of te verminderen, de vrouwen ertoe willen bewegen hem (seksuele) diensten te leveren en zo een relatie te doen ontstaan waardoor die vrouwen van hem een voorkeursbehandeling zouden krijgen.
Doen of laten ‘in zijn bediening’
Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de door de verdachte gedane voorstellen – kort gezegd: het verminderen van schulden, het oplossen van problemen, het regelen of het in natura betalen – kunnen worden aangemerkt als een ‘doen of nalaten in zijn bediening als ambtenaar’.
Het hof beantwoordt ook deze vraag bevestigend. Het bestanddeel ‘in zijn bediening’ vergt niet dat de ambtenaar exclusief bevoegd is tot de diensten die van hem verlangd worden maar alleen dat sprake is van diensten waartoe zijn ambt hem in staat stelt of de gelegenheid biedt. Derhalve is voldoende dat de verdachte ambtenaar was (in casu gerechtsdeurwaarder) en als zodanig in zijn bediening aan de deur kwam bij de slachtoffers. Voor een bewezenverklaring is naar het oordeel van het hof niet vereist dat hetgeen hij zou doen of nalaten (in ruil voor de door de slachtoffers te verlenen seksuele diensten) is voorbehouden aan het ambt van gerechtsdeurwaarder en in zoverre als ambtshandeling heeft te gelden.
De verdachte kwam bij de slachtoffers als gerechtsdeurwaarder aan de deur, legde een relatie met de schulden die de slachtoffers hadden en stelde – kort gezegd – dat hij daarin iets kon betekenen, regelen of oplossen. Mede indachtig hetgeen hiervoor is overwogen, inhoudende dat daarbij geen sprake hoeft te zijn van een concrete tegenprestatie van de zijde van de verdachte, is het hof van oordeel dat kan worden gesproken van een ‘doen of nalaten in zijn bediening’ als bedoeld in artikel 363, eerste lid en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
Schakelbewijs feiten 5, 6, 7 en 8
Voor de bewezenverklaring van het onder 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde acht het hof mede redengevend de uit de bewijsmiddelen van feiten 1, 2 primair, 3 primair en 4 primair voortvloeiende feiten en omstandigheden, nu de ‘werkwijze’ van de verdachte bij deze feiten op essentiële punten overeenkomt met de wijze waarop het onder 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde is begaan. Immers, de verdachte komt daarbij telkens in de hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder bij vrouwen aan de deur wegens een of meerdere openstaande schulden. Daarbij wordt het gesprek door de verdachte geleid naar het verrichten van seksuele handelingen of het hebben van seks met de verdachte, waarbij door de verdachte een relatie wordt gesuggereerd tussen die seksuele handelingen of seks en het oplossen van (een deel van) deze schuld(en).”
2.3.1
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 363 lid 1, aanhef en onder 3°, (oud) Sr. Daarom moet worden aangenomen dat het in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende begrip ‘in zijn bediening’ is gebruikt in de betekenis die dat begrip heeft in die bepaling.
2.3.2
Artikel 363 lid 1, aanhef en onder 3°, (oud) Sr luidde ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 5 tot en met 8:
“1. Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de ambtenaar:
(...)
3°. die een gift of belofte dan wel een dienst vraagt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten.”
2.3.3
De geschiedenis van de totstandkoming van dit onderdeel van artikel 363 (oud) Sr houdt onder meer in:
- de memorie van toelichting:
“Voor een goed functioneren van de democratische samenleving is het belangrijk dat burgers vertrouwen hebben in het openbaar bestuur. Dit vertrouwen wordt beschaamd indien personen die bij de overheid werkzaam zijn of een openbaar ambt bekleden, zich laakbaar gedragen. (...) Dit wetsvoorstel staat in het licht van het bewaken van de persoonlijke integriteit van de ambtenaar en diens relaties met derden. Het beoogt aanscherping en aanvulling van de regels teneinde waar dat noodzakelijk is adequaat strafrechtelijk te kunnen optreden tegen diegenen die schade toebrengen aan het vertrouwen in het openbaar bestuur.
(...)
In artikel 177, aanhef en onder 1°, Sr wordt straf bedreigd tegen een ieder die een ambtenaar een gift of belofte doet met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten. Deze bepaling betreft de actieve omkoping (...). In de artikelen 362 en 363 Sr zijn vormen van passieve omkoping strafbaar gesteld. (...) Wanneer deze ambtenaar een gift of belofte aanneemt in de wetenschap dat zij hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten in strijd met zijn plicht, hangt hem een zwaardere bestraffing boven het hoofd. Dergelijk gedrag wordt door artikel 363, aanhef en onder 1°, Sr bedreigd met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
(...)
In haar advies over dit wetsvoorstel brengt de Nederlandse Orde van Advocaten naar voren dat bij de formulering van de voorgestelde artikelen 363 tot en met 364 discussie zou kunnen ontstaan of een gunst privé is gedaan, bijvoorbeeld omdat de ambtenaar in zijn vrije tijd voorzitter is van een duivensportvereniging. Een relevante relatie met de status van ambtenaar of het ambtelijk functioneren is naar de aard van het delict gerechtvaardigd, aldus de Orde. Teneinde deze onzekerheid te doen wegnemen adviseert de Orde om in de artikelen 362 tot en met 364 de woorden ambtenaar (c.q. rechter) te verplaatsen, zodat er een strakkere band ontstaat tussen de begunstiging en de hoedanigheid van de ambtenaar. Dit advies heb ik niet overgenomen, omdat mij uit de praktijk – immers de bestaande strafbepalingen kennen exact dezelfde zinsopbouw – niet is gebleken dat hierover misverstanden kunnen ontstaan.
(...)
Evenals de eerder aan de orde gekomen bepalingen, wordt artikel 363 Sr met enkele bestanddelen aangevuld. Aan «gift of belofte» wordt het begrip «dienst» toegevoegd en als alternatief van het «aannemen» wordt ook «het vragen» van voordelen in verband met dienstverrichtingen die strijdig zijn met de ambtsplicht strafbaar gesteld (de onderdelen 3° en 4°).”
(Kamerstukken II 1998/99, 26469, nr. 3, p. 1, 3, 5 en 15.)
- de nota naar aanleiding van het verslag:
“Onder verwijzing naar blz. 5 van de memorie van toelichting, waarin wordt ingegaan op de vraag in hoeverre discussie kan ontstaan over het feit of een gift of belofte privé is gedaan, vroegen de leden van de fractie van de VVD mij om een nadere verduidelijking op dit punt. Bedoelde passage heb ik in de memorie opgenomen naar aanleiding van een opmerking hierover in het advies van de Nederlandse Orde van Advocaten over dit wetsvoorstel. Uit het advies van de Orde begreep ik dat de vrees bestaat dat de voorgestelde delictsomschrijvingen van de artikelen 362 tot en met 363 Sr, die overigens in opbouw niet verschillen van de huidige strafbepalingen, ook toepassing zouden kunnen vinden wanneer een ambtenaar een gift of belofte aanneemt vanwege zijn inzet als bijvoorbeeld de voorzitter van een duivensportvereniging. Zoals ook uit de memorie van toelichting valt te op te maken, deel ik deze vrees niet. In de delictsomschrijvingen wordt een duidelijk verband gelegd tussen de gift of belofte en de daaraan gerelateerde ambtelijke handeling tijdens de bediening. Dit verband ontbreekt wanneer giften of beloften worden aangenomen wegens werkzaamheden die buiten de ambtelijke dienst, zoals ten behoeve van de duivensportvereniging, hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden. Dergelijke gedragingen vallen derhalve buiten het bereik van de voorgestelde artikelen.”
(Kamerstukken II 1999/2000, 26469, nr. 5, p. 7-8.)
2.4.1
Uit de hiervoor weergegeven totstandkomingsgeschiedenis volgt dat artikel 363 lid 1, aanhef en onder 3°, (oud) Sr strafbaar stelt het vragen van voordelen in verband met dienstverrichtingen die strijdig zijn met de ambtsplicht. Deze bepaling is onderdeel van wetgeving die ertoe strekt het vertrouwen in het openbaar bestuur te beschermen, dat wordt geschaad door laakbaar niet-integer gedrag van personen die bij de overheid werken of een openbaar ambt bekleden. Zij is niet van toepassing op het vragen van giften, beloften of diensten door deze personen voor zover dat op geen enkele wijze verband houdt met hun werkzaamheden in ambtelijke dienst.
2.4.2
Van het vragen door een ambtenaar van een gift, belofte of dienst teneinde hem ertoe te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, zoals bedoeld in deze bepaling, kan ook sprake zijn als de ambtenaar zich, als tegenprestatie voor de door hem gevraagde gift, belofte of dienst, bereid toont om een relatie met hem te doen ontstaan en/of te onderhouden waarbinnen hij een voorkeursbehandeling zal kunnen geven. (Vgl., over artikel 177 (oud) Sr, HR 11 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:641.)
2.5
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de uitoefening van zijn ambt als gerechtsdeurwaarder bij de slachtoffers kwam vanwege de schulden die zij hadden en dat de verdachte hen in dat verband heeft gevraagd om seksuele diensten waarmee die schulden in natura konden worden betaald of in ruil waarvoor hij iets zou kunnen betekenen, regelen of oplossen wat betreft het verminderen of wegnemen van die schulden. Het hof heeft ook vastgesteld dat de verdachte als gerechtsdeurwaarder met deze voorstellen om openstaande schulden ‘op andere wijze’ weg te nemen of te verminderen, de slachtoffers ertoe heeft willen bewegen hem seksuele diensten te leveren en zo een relatie te doen ontstaan waardoor zij van hem een voorkeursbehandeling zouden krijgen. Het hof heeft op grond van deze feitelijke en toereikend gemotiveerde vaststellingen geoordeeld dat de voorkeursbehandeling, die de verdachte zijn slachtoffers voorstelde als tegenprestatie voor de door hem gevraagde seksuele diensten, kan worden aangemerkt als een doen of nalaten ‘in zijn bediening’ als ambtenaar.
Dat oordeel van het hof geeft ook niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het bestanddeel ‘in zijn bediening’ zoals bedoeld in artikel 363 lid 1, aanhef en onder 3°, (oud) Sr. In dat verband is van belang dat de contacten van de verdachte met de slachtoffers steeds voortkwamen uit zijn werkzaamheden als gerechtsdeurwaarder die de slachtoffers bezocht teneinde openstaande schulden in te vorderen, en dat de verdachte die slachtoffers telkens in dat verband om seksuele diensten heeft gevraagd in ruil voor voordelen die bestonden uit hetzij directe vermindering van die schulden, hetzij geld om die schulden te voldoen. Dat denkbaar is dat de verdachte ook aan een persoon die hij niet bezocht als gerechtsdeurwaarder en/of die niet in zo’n schuldpositie verkeerde had kunnen vragen of deze bereid zou zijn seksuele diensten te verrichten in ruil voor geld, ontneemt aan de door het hof vastgestelde context van de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte niet dat deze hier hebben plaatsvonden ‘in zijn bediening’.
2.6
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 april 2025.