Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
14 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte werd vrijgesproken van zware mishandeling van zijn buurman. De verdachte had zijn buurman met een hamer op de rechterhand geslagen, wat leidde tot een botfractuur en de noodzaak van medisch ingrijpen. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het gerechtshof oordeelde dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel van de verdachte beoordeeld, dat zich richtte op de bewijsvoering en de afwijzing van een voorwaardelijk verzoek tot nader onderzoek. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het hof voldoende gemotiveerd had vastgesteld dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel en dat de afwijzing van het verzoek om nader onderzoek terecht was. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 100 uren naar 95 uren, met een subsidiaire vervangende hechtenis van 47 dagen. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.