Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
15 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 11 januari 2024 werd gewezen. De zaak betreft een 45-jarige verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en ontucht met zijn 14-jarige dochter. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De centrale vraag was of de bewezenverklaring van verkrachting overlapt met die van ontucht, aangezien de handelingen die als verkrachting zijn bewezen, ook seksueel binnendringen omvatten. Daarnaast werd de motivering van de dadelijke uitvoerbaarheid van vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals een locatieverbod en contactverbod, onder de loep genomen. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel werd gegeven. Het beroep werd dan ook verworpen.