De volgende bepalingen zijn van belang:
- artikel 232 lid 1 (oud) Sr, zoals dat luidde ten tijde van het bewezenverklaarde:
“Hij die opzettelijk een betaalpas, waardekaart, enige andere voor het publiek beschikbare kaart of een voor het publiek beschikbare drager van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
- artikel 234 (oud) Sr, zoals dat luidde ten tijde van het bewezenverklaarde:
“Hij die stoffen, voorwerpen of gegevens vervaardigt, ontvangt, zich verschaft, verkoopt, overdraagt of voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 226, eerste lid, onder 2°–5°, artikel 231, eerste lid, en artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vierde categorie.”
2.4.1Het hof heeft het volgende vastgesteld. De verdachte heeft in een coffeeshop met hem onbekende [nationaliteit] personen afgesproken om een tas met een hem onbekende inhoud te vervoeren vanuit [plaats] naar iemand in [plaats] , die hem daarvoor € 1000 zou betalen. De verdachte heeft gevraagd of er drugs in de tas zaten, waarop ontkennend werd geantwoord. De tas betrof “een flinke rugzak”. De verdachte heeft deze rugzak vervolgens samen met anderen in een door hem bestuurde auto vervoerd. Het hof heeft op grond van deze vaststellingen geoordeeld dat de verdachte, door ondanks deze op zijn minst geheimzinnige gang van zaken deze rugzak toch te vervoeren, zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de tas een voorwerp met een illegale bestemming zou bevatten, zoals een skimapparaat. Het hof heeft hierover verder nog overwogen dat de verdachte het skimapparaat voorhanden heeft gehad, voor de inhoud van de tas verantwoordelijk was en door die tas te vervoeren zonder enige nadere informatie te vragen over de (inhoud van de) tas, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zich in de tas een apparaat zou kunnen bevinden dat bestemd was tot het plegen van enig misdrijf als bedoeld in artikel 232 lid 1 Sr.
2.4.2Kennelijk, en gelet op de door het hof vastgestelde omstandigheden niet onbegrijpelijk, heeft het hof daarmee geoordeeld dat de verdachte zich opzettelijk schuldig maakte aan het in strijd met de wet voorhanden hebben van een skimapparaat dat – inherent aan de aard van dat apparaat – bestemd was tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 232 lid 1 Sr. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.