In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen twee personen, A en B, op 9 november 2021. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken voor openlijke geweldpleging tegen A, maar veroordeeld voor geweld tegen B. De verdachte stelde hoger beroep in, maar de raadsvrouw voerde aan dat het hoger beroep niet gericht was tegen de vrijspraak voor A, wat zou betekenen dat er sprake was van een 'beschermde vrijspraak'. Het hof oordeelde echter dat de tenlastelegging als één feit moest worden gezien, waardoor de gehele tenlastelegging aan het oordeel van het hof was onderworpen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het hof niet onjuist had geoordeeld. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel en bevestigde de uitspraak van het hof, waarbij het belang van de openbare orde werd benadrukt. De uitspraak is van belang voor de uitleg van de cumulatieve tenlastelegging en de reikwijdte van hoger beroep in strafzaken.