Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
1 april 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 april 2023. De verdachte, geboren in 1994, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zoals vastgelegd in artikel 285.1 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, N. van Schaik, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin werd betoogd dat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om bij de behandeling van de zaak aanwezig te zijn. De advocaat-generaal, D.J.M.W. Paridaens, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel gegrond verklaard. De redenen hiervoor zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad oordeelde dat de handtekening op de afstandsverklaring van de verdachte niet overeenkwam met eerdere handtekeningen, wat deed twijfelen aan de authenticiteit van de afstandsverklaring. Hierdoor heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat de verdachte vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.