ECLI:NL:HR:2025:452

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
23/01302
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van mensenhandel, medeplegen oplichting en medeplegen seksueel binnendringen bij vrouw in staat van verminderd bewustzijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 maart 2023. De verdachte, geboren in 1984, was aangeklaagd voor eendaadse samenloop van mensenhandel, medeplegen van oplichting en medeplegen van seksueel binnendringen bij een vrouw die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep op 9 maart 2023 werd een op schrift gesteld verzoek tot het horen van een getuige overhandigd, maar dit verzoek was niet terug te vinden in de stukken die aan de Hoge Raad waren gezonden. De verdediging stelde dat de afwijzing van dit verzoek door het hof niet toereikend was gemotiveerd. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, omdat het ontbreken van het schriftelijke verzoek tot het horen van de getuige de rechtsgang had geschaad. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen voor de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01302
Datum25 maart 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 maart 2023, nummer 23-002827-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.N. de Jonge, advocaat in Rotterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 en 2 tenlastegelegde, de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de [benadeelde] , tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 9 maart 2023 en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, omdat een op schrift gesteld en op die terechtzitting overhandigd en voorgedragen verzoek tot het horen van [benadeelde] als getuige, zich niet bij de stukken bevindt.
2.2
Het proces-verbaal van die terechtzitting houdt onder meer in:
“De raadsman van de verdachte overhandigt een op schrift gesteld verzoek en draagt dit voor, kort gezegd inhoudende het verzoek tot het horen van de getuige [benadeelde] .”
2.3
Het op schrift gestelde verzoek dat in het proces-verbaal van deze terechtzitting is vermeld, ontbreekt bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden. Naar aanleiding van een door de raadsvrouw op grond van artikel 4.3.6.3 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden gedaan verzoek is bij het hof nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie moet worden aangenomen dat dit op schrift gestelde verzoek niet meer beschikbaar zal komen. Daardoor is niet duidelijk wat de verdediging heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar verzoek tot het (opnieuw) horen van de getuige en of de afwijzing van het verzoek door het hof toereikend is gemotiveerd. Het cassatiemiddel slaagt daarom.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het tweede en het derde cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 en 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 maart 2025.