Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
25 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 maart 2023. De verdachte, geboren in 1984, was aangeklaagd voor eendaadse samenloop van mensenhandel, medeplegen van oplichting en medeplegen van seksueel binnendringen bij een vrouw die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep op 9 maart 2023 werd een op schrift gesteld verzoek tot het horen van een getuige overhandigd, maar dit verzoek was niet terug te vinden in de stukken die aan de Hoge Raad waren gezonden. De verdediging stelde dat de afwijzing van dit verzoek door het hof niet toereikend was gemotiveerd. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, omdat het ontbreken van het schriftelijke verzoek tot het horen van de getuige de rechtsgang had geschaad. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen voor de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.