Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
25 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor poging tot diefstal door middel van braak. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging een voorwaardelijk verzoek gedaan om getuigen te horen, wat door het hof werd afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet verplicht was om op dit verzoek te beslissen, omdat de verdediging niet met voldoende duidelijkheid had aangegeven welke getuigen gehoord dienden te worden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere rechtspraak waarin is gesteld dat de verdediging een stellig en duidelijk verzoek moet doen om getuigen te horen. De Hoge Raad concludeert dat het verzoek niet voldeed aan deze eisen, waardoor het hof niet verplicht was om het verzoek in te willigen. Daarnaast constateert de Hoge Raad dat de redelijke termijn van de procedure is overschreden, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte.