Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
25 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging met een terroristisch misdrijf, waarbij hij tijdens een telefoongesprek met zijn broer dreigde met aanslagen op blanke mensen. De rechtbank had een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de strafoplegging ontoereikend was gemotiveerd, omdat het hof ten onrechte had vastgesteld dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit leidde tot de conclusie dat de strafoplegging niet voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De overige klachten van de verdachte werden verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak.