Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
18 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een arbeidsongeval op een schip waarbij een bemanningslid is verdronken tijdens laswerkzaamheden in een laadpijp. Dit gebeurde toen een waterpomp werd gestart, waardoor er gevaar ontstond voor de werknemers die aan het werk waren. De verdachte, een B.V., werd in eerste aanleg vrijgesproken, maar de advocaat-generaal heeft in cassatie geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, specifiek wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het cassatiemiddel niet tot cassatie leidt, maar dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de geldboete van € 10.000 naar € 9.000. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen.