ECLI:NL:HR:2025:399

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
24/02062
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op medische patiëntgegevens in het kader van een Europees Onderzoeksbevel

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure betreffende een beslag dat is gelegd op een USB-stick met medische patiëntgegevens, naar aanleiding van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van Duitse autoriteiten. De klaagster, een bestuurder van een thuiszorgorganisatie, stelt de eigenaar van de USB-stick te zijn en heeft bezwaar gemaakt tegen het beslag. De rechtbank Overijssel heeft in haar uitspraak een toetsingskader gehanteerd en het verweer van de klaagster dat de uitvoering van het EOB in strijd is met de verplichtingen die Nederland heeft op grond van artikel 6 van het Verdrag van de Europese Unie en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, verworpen. De klaagster heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de klaagster niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van de klaagster verworpen op 18 maart 2025.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/02062 Br
Datum18 maart 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel van 22 mei 2024, nummer RK 24/004051, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren in [geboorteplaats ] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft A.M.C.J. Baaijens, advocaat in Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de klaagster heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren F. Posthumus en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 maart 2025.