ECLI:NL:HR:2025:397

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
22/03746
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van ex-partner door zijn hond opdracht te geven haar te bijten

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte werd vrijgesproken van zware mishandeling van zijn ex-partner. De verdachte zou zijn hond de opdracht hebben gegeven om zijn ex-partner te bijten. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar de zaak kwam in cassatie omdat de betrouwbaarheid van de verklaringen van de ex-partner en haar dochter ter discussie werd gesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de verklaringen van de ex-partner en haar dochter consistent zijn en dat zij onafhankelijk van elkaar hebben verklaard. De Hoge Raad concludeert dat de redenen voor de verwerping van het cassatiemiddel, zoals vermeld in de conclusie van de plaatsvervangend advocaat-generaal, niet tot cassatie leiden. Daarnaast wordt opgemerkt dat de redelijke termijn voor het behandelen van het cassatieberoep is overschreden, maar dat dit geen verdere rechtsgevolgen met zich meebrengt. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/03746
Datum18 maart 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 29 september 2022, nummer 22-001430-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft T. Kocabas, advocaat in Zoetermeer, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de plaatsvervangend advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van zeven maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 maart 2025.