Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
18 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, waarin de verdachte werd vrijgesproken van zware mishandeling van zijn ex-partner. De verdachte zou zijn hond de opdracht hebben gegeven om zijn ex-partner te bijten. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar de zaak kwam in cassatie omdat de betrouwbaarheid van de verklaringen van de ex-partner en haar dochter ter discussie werd gesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de verklaringen van de ex-partner en haar dochter consistent zijn en dat zij onafhankelijk van elkaar hebben verklaard. De Hoge Raad concludeert dat de redenen voor de verwerping van het cassatiemiddel, zoals vermeld in de conclusie van de plaatsvervangend advocaat-generaal, niet tot cassatie leiden. Daarnaast wordt opgemerkt dat de redelijke termijn voor het behandelen van het cassatieberoep is overschreden, maar dat dit geen verdere rechtsgevolgen met zich meebrengt. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.