Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 januari 2024. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor diefstal, meermalen gepleegd. Het hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard door het hof, omdat er geen schriftuur met grieven was ingediend door of namens de verdachte. Echter, in de processtukken bleek dat de raadsman op 17 oktober 2023 wel degelijk een appelschriftuur had ingediend bij de rechtbank, maar dat deze niet bekend was bij het hof op het moment van de uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep niet begrijpelijk was, gezien de omstandigheden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.