ECLI:NL:HR:2025:373

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
23/04519
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van een arrest wegens schending van het aanwezigheidsrecht van de verdachte in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die was gedetineerd in verband met een andere strafzaak en daardoor niet aanwezig kon zijn op de terechtzitting in hoger beroep op 10 oktober 2023. De dagvaarding was geldig betekend, maar de verdachte en zijn raadsman waren niet verschenen. De Hoge Raad oordeelt dat, hoewel de rechter in principe mag uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn aanwezigheid te worden berecht, dit niet opgaat in het geval dat de verdachte gedetineerd was zonder dat de rechter hiervan op de hoogte was. De Hoge Raad concludeert dat de beslissing van het hof om verstek te verlenen en het onderzoek voort te zetten, achteraf bezien onjuist was. Gezien het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, moet de zaak opnieuw worden berecht. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04519
Datum11 maart 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 oktober 2023, nummer 23-003347-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet-verschenen verdachte. Het voert daartoe aan dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak op de terechtzitting in hoger beroep in verband met een andere strafzaak was gedetineerd en dat hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1
Bij de stukken bevinden zich:
a. een akte van uitreiking die inhoudt dat de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2023 op 25 september 2023 is uitgereikt aan de autoriteit van welke zij is uitgegaan, omdat er op het in de basisregistratie personen (BRP) opgenomen adres van de verdachte niemand aanwezig of bereid was de dagvaarding aan te nemen. Op diezelfde datum is een afschrift verzonden naar het BRP-adres van de verdachte;
b. het proces-verbaal van die terechtzitting dat inhoudt dat daar de verdachte niet is verschenen en ook niet een raadsman, dat tegen de verdachte verstek is verleend en dat het onderzoek is gesloten.
2.2.2
In cassatie is – door aanhechting aan de schriftuur – overgelegd: een bevel gevangenhouding van de rechtbank Midden-Nederland van 5 oktober 2023 waarbij de gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van negentig dagen is bevolen.
2.3
Als de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP), geldig is betekend (uitgereikt) en de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen en zijn raadsman ook niet, kan de rechter – behalve bij duidelijke aanwijzingen van het tegendeel – uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn aanwezigheid te worden berecht. De mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn aanwezigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen als de verdachte tijdens de behandeling van zijn zaak in verband met een andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit de rechter bekend was.
2.4
Aan de herkomst en betrouwbaarheid van het stuk dat in cassatie is overgelegd, behoeft in redelijkheid niet te worden getwijfeld. Uit dat stuk moet worden afgeleid dat de verdachte tijdens de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in verband met een andere zaak was gedetineerd. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de dagvaarding om op de terechtzitting in hoger beroep te verschijnen rechtsgeldig maar niet in persoon is uitgereikt en op die terechtzitting geen raadsman aanwezig was, is de beslissing van het hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek op de terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist. Wegens het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, moet de verdachte de mogelijkheid worden geboden om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn aanwezigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat de uitspraak van het hof moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 maart 2025.