Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
18 maart 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1982, die samen met een medeverdachte op 5 maart 2021 op de luchthaven van Sint Maarten betrokken was bij de verlengde uitvoer van ruim 97 kilo cocaïne. De verdachte en zijn medeverdachte, beiden bagagemedewerkers, hebben sporttassen met cocaïne, voorzien van bagagelabels van ingecheckte koffers, in luchtvrachtcontainers geplaatst. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan het aannemen en aanbieden van cocaïne voor vervoer, wat in strijd is met de Opiumlandsverordening 1960. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de bewezenverklaring van het medeplegen van de verlengde uitvoer van cocaïne verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof, dat de sporttassen met cocaïne zijn aangenomen en aangeboden voor vervoer, niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en toereikend is gemotiveerd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het Hof in stand blijft.