ECLI:NL:HR:2025:26

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
23/04634
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking inzake beslag op auto met gestolen status in België

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 4 maart 2019. De zaak betreft een klaagschrift van [klaagster] B.V. over een beslag op een auto die zij had gekocht en geprobeerd had te registreren bij de RDW. De auto stond echter geregistreerd als gestolen in België. De klaagster stelde dat er geen proces-verbaal was opgemaakt van het onderzoek door de raadkamer, zoals vereist door artikel 25 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank voor een herbeoordeling van het beklag.

De Hoge Raad oordeelde dat het ontbreken van het proces-verbaal een schending van de procedurele vereisten inhield. Dit proces-verbaal moet de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen en andere relevante gebeurtenissen tijdens het onderzoek bevatten. Aangezien dit document ontbrak in de stukken die aan de Hoge Raad waren gezonden, concludeerde de Hoge Raad dat het cassatiemiddel terecht was ingediend. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Noord-Nederland, zodat het beklag opnieuw kon worden beoordeeld en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van correcte procesvoering en de noodzaak van documentatie in strafzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04634 B
Datum7 januari 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 4 maart 2019, nummer RK 19/001239, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats],
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat in Leeuwarden, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden beoordeeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat in strijd met artikel 25 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) geen proces-verbaal van het onderzoek door de raadkamer is opgemaakt.
2.2
Op grond van artikel 25 lid 1 Sv moet van het onderzoek door de raadkamer door de griffier een proces-verbaal worden opgemaakt met daarin de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen en wat verder bij dat onderzoek is voorgevallen. Deze bepaling bevat daarnaast voorschriften over de inrichting, vaststelling en ondertekening van dat proces-verbaal en de voeging ervan bij de processtukken.
2.3
Het proces-verbaal waarop het cassatiemiddel doelt, ontbreekt bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden. Naar aanleiding van een verzoek dat de raadsman op grond van artikel 4.3.6.3 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden heeft gedaan, is bij de rechtbank nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie moet worden aangenomen dat geen proces-verbaal is opgemaakt. Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het eerste cassatiemiddel en van het tweede en het derde cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Nederland, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 januari 2025.