Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
7 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 4 maart 2019. De zaak betreft een klaagschrift van [klaagster] B.V. over een beslag op een auto die zij had gekocht en geprobeerd had te registreren bij de RDW. De auto stond echter geregistreerd als gestolen in België. De klaagster stelde dat er geen proces-verbaal was opgemaakt van het onderzoek door de raadkamer, zoals vereist door artikel 25 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank voor een herbeoordeling van het beklag.
De Hoge Raad oordeelde dat het ontbreken van het proces-verbaal een schending van de procedurele vereisten inhield. Dit proces-verbaal moet de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen en andere relevante gebeurtenissen tijdens het onderzoek bevatten. Aangezien dit document ontbrak in de stukken die aan de Hoge Raad waren gezonden, concludeerde de Hoge Raad dat het cassatiemiddel terecht was ingediend. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Noord-Nederland, zodat het beklag opnieuw kon worden beoordeeld en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van correcte procesvoering en de noodzaak van documentatie in strafzaken.