ECLI:NL:HR:2025:244
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake terugbetaling douanerechten
In deze zaak heeft [X] B.V. (hierna: belanghebbende) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 6 september 2022, nr. 21/00501. Dit hoger beroep was ingesteld door de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 19/1230) betreffende een beschikking op een verzoek om terugbetaling van douanerechten. De belanghebbende werd vertegenwoordigd door J.A.G. Winkels en M. Euser, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift indiende.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2025.