Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
7 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 februari 2024. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor poging tot doodslag, waarbij hij in 2022 in Arnhem zijn moeder zou hebben aangevallen door haar hoofd tegen de grond te bonken en met een mes in haar bovenbeen te steken. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet ontvankelijk zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten het cassatieberoep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad geen inhoudelijke beoordeling van de zaak heeft gedaan en de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. De uitspraak is gedaan door vice-president M.J. Borgers, samen met raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, en is openbaar uitgesproken.