ECLI:NL:HR:2025:199

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
24/01541
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking van de rechtbank Overijssel inzake beklag en beslag op geldbedrag in verband met verdenking van witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel, die op 6 maart 2024 was gegeven. Het betreft een klaagschrift van de klager, die in verband met een beslag op een geldbedrag van € 25.155,24, dat onder zijn achterneven was gelegd, bezwaar maakte. De klager werd verdacht van witwassen. De rechtbank had in haar beschikking geoordeeld dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag zou bevelen. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als ontoereikend gemotiveerd beschouwd, vooral gezien de argumenten die het openbaar ministerie had aangevoerd. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had onderkend dat het onderzoek in raadkamer summier en voorlopig van aard was. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Overijssel voor een herbeoordeling van het beklag. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechtbank in zaken die betrekking hebben op beslag en de verdenking van witwassen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/01541 B
Datum11 februari 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel van 6 maart 2024, nummer RK 24/002080, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De raadsman van de klager A.W. Syrier, advocaat in Utrecht, heeft het beroep van het openbaar ministerie tegengesproken.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden beoordeeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over het oordeel van de rechtbank “dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag zal bevelen”.
2.2
Het procesverloop, de door de klager en het openbaar ministerie ingenomen standpunten en het oordeel van de rechtbank zijn weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.2 tot en met 2.6.
2.3
Gelet op de in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.3 tot en met 3.5 genoemde rechtspraak van de Hoge Raad en het daarin onder 3.8 besproken motiveringsgebrek in de beschikking van de rechtbank, slaagt het cassatiemiddel in zoverre. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Overijssel, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 februari 2025.