ECLI:NL:HR:2025:1814

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
23/02878
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bloedonderzoek bij rijden onder invloed van cannabis en de waarborgen van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in verkeer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die is aangeklaagd voor rijden onder invloed van cannabis, waarbij bloedonderzoek is uitgevoerd. De kern van de zaak draait om de vraag of het bloedonderzoek voldoet aan de vereisten van artikel 8.5 van de Wegenverkeerswet 1994 en de strikte waarborgen van artikel 13.1.d (oud) van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in verkeer. Het hof had geoordeeld dat de bloedmonsters 'zo spoedig mogelijk' bij het laboratorium waren bezorgd, ondanks dat er 28 dagen verstreken waren tussen de bloedafname en de bezorging.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende concrete vaststellingen had gedaan over de wijze van bewaren en vervoeren van de bloedmonsters. De conclusie van de advocaat-generaal, die pleitte voor vernietiging van de uitspraak van het hof, werd gevolgd. De Hoge Raad benadrukte dat de algemene werkwijze voor het bewaren en vervoeren van bloedmonsters, zoals beschreven in een brief van een onderzoeker van het NFI, niet voldoende was om aan te tonen dat deze werkwijze in dit specifieke geval was nageleefd. Hierdoor was het oordeel van het hof dat de bloedmonsters 'zo spoedig mogelijk' waren bezorgd, niet houdbaar.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. Dit arrest onderstreept het belang van zorgvuldigheid bij het omgaan met bewijsmateriaal in strafzaken, vooral in situaties waarin de tijd tussen afname en analyse van bloedmonsters aanzienlijk is.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02878
Datum2 december 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 10 juli 2023, nummer 22-001150-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat D.L.A.M. Pluijmakers bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring en keert zich in het bijzonder tegen het oordeel van het hof dat de resultaten van het bloedonderzoek voor het bewijs kunnen worden gebruikt omdat is voldaan aan het voorschrift dat de bloedmonsters ‘zo spoedig mogelijk’ worden bezorgd bij het laboratorium als bedoeld in artikel 13 lid 1, aanhef en onder d, (oud) van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.2 tot en met 2.9.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 december 2025.