Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
25 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor meermalen gepleegde verkrachting. Het hof had het hoger beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte geen mondelinge bezwaren had opgegeven en er geen schriftuur houdende grieven was ingediend binnen de gestelde termijn. De advocaat van de verdachte had echter op 5 oktober 2022 een e-mail gestuurd naar het hof, waarin hij aangaf dat het hoger beroep zich richtte tegen de bewezenverklaring en dat er onderzoekswensen waren. Deze e-mail werd door het hof aangemerkt als een schriftuur houdende grieven. De Hoge Raad oordeelde dat de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep ontoereikend was gemotiveerd, omdat niet was aangetoond dat de verdachte de ingediende bezwaren niet wilde handhaven. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.