Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
25 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 5 oktober 2023. De verdachte was aangeklaagd voor oplichting, meermalen gepleegd, en gewoonteheling, omdat hij schadeauto's gebruikte om gestolen auto’s om te katten. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van impliciet cumulatief ten laste gelegd feit, maar de advocaat-generaal concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het hof, uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 23 maanden naar 22 maanden en 2 weken, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.