ECLI:NL:HR:2025:1731

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
23/04848
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over poging tot doodslag en bedreiging met vuurwapen tijdens ruzie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 4 december 2023. De verdachte, geboren in 1969, was betrokken bij een incident in Waddinxveen waarbij hij een vuurwapen toonde en in de richting van aangevers schoot na een ruzie tijdens een seksdate. De Hoge Raad beoordeelde verschillende cassatiemiddelen die door de verdachte en de benadeelde partijen waren ingediend. De advocaat-generaal concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde straf. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging, met uitzondering van de klacht over de redelijke termijn in de cassatiefase, die als gegrond werd beschouwd. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 43 maanden naar 41 maanden. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige en vernietigt de uitspraak van het hof enkel wat betreft de strafmaat.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/04848
Datum25 november 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 4 december 2023, nummer 22-003196-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
Namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft de advocaat L.A. Alderlieste bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.H.P.H.M.C. van Kempen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel dat namens de verdachte is voorgesteld en het cassatiemiddel dat namens de benadeelde partijen is voorgesteld

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel dat namens de verdachte is voorgesteld

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 43 maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze 41 maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 november 2025.