Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
9 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 23/04975. De zaak betreft de zogenaamde 'Fipronilcrisis' die in 2017 plaatsvond, waarbij het gebruik van het bestrijdingsmiddel fipronil, dat schadelijk is voor de gezondheid, leidde tot de besmetting van miljoenen eieren in Nederland. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan het medeplegen van het op de markt brengen van dit schadelijke middel, terwijl het schadelijke karakter ervan werd verzwegen voor afnemers. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het feitelijk leidinggeven aan het gebruik en de voorraad van andere verboden biociden.
De Hoge Raad heeft zich in deze uitspraak ook gebogen over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in de vervolging van feiten die in België zijn gepleegd. Het verweer van de verdachte strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van het OM, omdat de feiten in België niet strafbaar zouden zijn. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de klachten over de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak.
De advocaat A.H.J.G. van Voorthuizen heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.