Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
9 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 23/04829. De zaak betreft de zogenaamde 'Fipronilcrisis' die in 2017 plaatsvond, waarbij het op de markt brengen van het bestrijdingsmiddel fipronil, dat schadelijk is voor de gezondheid, leidde tot de besmetting van miljoenen eieren in Nederland. De verdachte, een rechtspersoon, werd beschuldigd van feitelijk leiding geven aan het medeplegen van het op de markt brengen van dit schadelijke middel, terwijl het schadelijke karakter werd verzwegen voor afnemers. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het feitelijk leiding geven aan het gebruik en de voorraad van andere verboden biociden.
De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van feiten die in België zijn gepleegd, beoordeeld. Het verweer van de verdachte strekte tot niet-ontvankelijkverklaring van het OM, omdat de feiten in België niet strafbaar zouden zijn. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de klachten over de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Dit betekent dat de Hoge Raad niet verder hoefde te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de beoordeling van de klachten niet noodzakelijk was voor de ontwikkeling van het recht.
De advocaat-generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissing van het gerechtshof en verwerpt het cassatieberoep van de verdachte.