ECLI:NL:HR:2025:170

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23/00499
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplichtigheid aan diefstal met geweld en overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij een diefstal met geweld en had als medeplichtige de vluchtauto bestuurd. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken, maar het gerechtshof had deze vrijspraak in hoger beroep vernietigd en de verdachte veroordeeld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel dat klaagde over de bewezenverklaring van de medeplichtigheid aan de overval niet tot cassatie leidde. Echter, het tweede cassatiemiddel, dat stelde dat de redelijke termijn was overschreden, werd gegrond verklaard. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden naar elf maanden en twee weken. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, waarmee de uitspraak van het hof gedeeltelijk wordt vernietigd en de straf wordt aangepast.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00499
Datum4 februari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 februari 2023, nummer 22-000344-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat in ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de bewezenverklaring van de tenlastegelegde medeplichtigheid aan een overval.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze elf maanden en twee weken beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 februari 2025.