Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
4 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij een diefstal met geweld en had als medeplichtige de vluchtauto bestuurd. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken, maar het gerechtshof had deze vrijspraak in hoger beroep vernietigd en de verdachte veroordeeld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel dat klaagde over de bewezenverklaring van de medeplichtigheid aan de overval niet tot cassatie leidde. Echter, het tweede cassatiemiddel, dat stelde dat de redelijke termijn was overschreden, werd gegrond verklaard. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden naar elf maanden en twee weken. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, waarmee de uitspraak van het hof gedeeltelijk wordt vernietigd en de straf wordt aangepast.