ECLI:NL:HR:2025:1673

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
23/02394
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over betrokkenheid bij methamfetaminelabs en lozen van afvalstoffen in Friesland en Groningen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 juni 2023. De verdachte was betrokken bij de voorbereiding en vervaardiging van methamfetamine in drugslabs in Friesland en Groningen, en werd ook beschuldigd van het lozen van afvalstoffen in een sloot naast het drugslab. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar het hof oordeelde in hoger beroep dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugslabs en het lozen van afvalstoffen. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld, maar deze leidden niet tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat de verdachte op de hoogte was van de lozing van afvalstoffen en dat hij zich schuldig had gemaakt aan het in vereniging opzettelijk lozen van stoffen in strijd met de Waterwet. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren naar vier jaren en negen maanden. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02394
Datum11 november 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 juni 2023, nummer 21-004697-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat S.J. van der Woude bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over (de motivering van) het onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over (de motivering van) het onder 6 bewezenverklaarde.
3.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 3.

4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

5.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze vier jaren en negen maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren F. Posthumus en F. Damsteegt, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 november 2025.