ECLI:NL:HR:2025:1653

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
25/00855
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie door een rechtspersoon in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 24 januari 2025. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Belanghebbende, een besloten vennootschap, had het beroepschrift in cassatie niet digitaal ingediend, zoals vereist door artikel 1 van het Inwerkingtredingsbesluit digitaal procederen in bestuursrechtelijke cassatieprocedures. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 13 maart 2025 verzocht om het beroepschrift binnen vier weken digitaal in te dienen via het webportaal van de Hoge Raad. Dit verzoek is aangetekend verzonden en volgens Track&Trace afgeleverd op het opgegeven adres. Belanghebbende heeft echter geen gevolg gegeven aan dit verzoek, wat leidde tot de beslissing van de Hoge Raad om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 8:36a, lid 5, Awb. De Hoge Raad heeft om redenen van proceseconomie niet beoordeeld of het onbetaald laten van het griffierecht verschoonbaar was vanwege betalingsonmacht. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is uitgesproken op 7 november 2025 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer25/00855
Datum7 november 2025
ARREST
op het door [X] B.V. (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 24 januari 2025, nr. SGR 23/2771 V.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
In deze zaak heeft belanghebbende, een rechtspersoon (een besloten vennootschap), bij aangetekende brief beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.
1.2
Artikel 1 van het Inwerkingtredingsbesluit digitaal procederen in bestuursrechtelijke cassatieprocedures [1] brengt mee dat een rechtspersoon verplicht is digitaal te procederen. In deze zaak had het beroepschrift in cassatie dus digitaal, via het webportaal van de Hoge Raad, moeten worden ingediend. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende daarom bij brief van 13 maart 2025 verzocht het beroepschrift in cassatie binnen 4 weken via het webportaal van de Hoge Raad in te dienen. Deze brief is aangetekend verzonden en is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft geen gevolg gegeven aan dat verzoek. Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van artikel 8:36a, lid 5, Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
1.3
Om redenen van proceseconomie laat de Hoge Raad in het midden of het onbetaald laten van het voor het cassatieberoep verschuldigde griffierecht verschoonbaar is in verband met betalingsonmacht.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2025.

Voetnoten

1.Stb 2020, 99.