ECLI:NL:HR:2025:1588
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 18 april 2025. Het beroep in cassatie was ingesteld onder nummer 25/02088. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 14 juli 2025 per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht is niet betaald. Op 12 augustus 2025 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2025.