Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste tot en met het negende cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tiende cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
14 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure beoordeeld. Het hof had vastgesteld dat de redelijke termijn over de gehele procedure was geschonden, maar had dit niet afzonderlijk beoordeeld voor de eerste aanleg en het hoger beroep. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de redelijke termijn en concludeert dat het hof het beoordelingskader heeft miskend. Desondanks leidt dit niet tot cassatie, omdat het hof in zijn overwegingen impliciet heeft geoordeeld dat, indien de redelijke termijn niet was overschreden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar zou zijn opgelegd. De Hoge Raad heeft de opgelegde taakstraf verminderd, omdat de redelijke termijn in cassatie was overschreden. De uitspraak van het hof is vernietigd, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf is verminderd tot 216 uren, subsidiair 108 dagen hechtenis.