Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
14 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 13 april 2023 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1966, was betrokken bij het medeplegen van de uitvoer en het vervoer van amfetamine naar Zweden, wat in strijd is met de Opiumwet. De advocaat-generaal V.M.A. Sinnige had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden, aangezien er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren naar vier jaren en negen maanden. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.