Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
3 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over aansprakelijkheid voor letselschade die is ontstaan door een botsing op een skipiste. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat J. de Jong van Lier, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest was eerder op 30 juli 2024 gewezen en volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaten W.A. Jacobs en J.C. Zevenberg, heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser over het arrest van het hof beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal F. Ibili was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiser niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.