Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
7 oktober 2025.
Hoge Raad
Op 7 oktober 2025 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 5 april 2023 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1960, die in cassatie is gegaan tegen de uitspraak van het hof. De advocaat E.G. Engwirda heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de advocaat-generaal V.M.A. Sinnige heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd tot zeven maanden en drie weken, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het beroep is voor het overige verworpen.