ECLI:NL:HR:2025:1434

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
25/00500
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie in het belang der wet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in het belang van de wet betreffende de toelaatbaarheid van het horen van getuigen door een senior gerechtsjurist in plaats van door een raadsheer-commissaris

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatie in het belang van de wet, ingesteld door de procureur-generaal bij de Hoge Raad. De zaak betreft een pilot bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij getuigen zijn gehoord door een senior gerechtsjurist in plaats van door een raadsheer-commissaris. De procureur-generaal betwistte de toelaatbaarheid van deze werkwijze, die met instemming van het openbaar ministerie en de verdediging was uitgevoerd. De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van de raadsheer-commissaris om getuigen door een senior gerechtsjurist te laten horen, in strijd was met de wet. Volgens de Hoge Raad is het verhoor van getuigen een taak die uitsluitend door een raadsheer-commissaris kan worden uitgevoerd, zoals bepaald in de artikelen 210 en 411a van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad vernietigde de beslissing van de raadsheer-commissaris en benadrukte dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om deze taak uit te besteden aan een gerechtsambtenaar. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk en de waarborgen rondom het verhoor van getuigen in strafzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer25/00500 CW
Datum30 september 2025
ARREST
op het beroep in cassatie in het belang van de wet van de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden tegen een beslissing van de raadsheer-commissaris in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de strafzaak, nummer 21-004686-23,
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Waar het in deze zaak om gaat

1.1
Bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft een pilot plaatsgevonden waarin met instemming van het openbaar ministerie en de verdediging getuigen zijn gehoord door een door de raadsheer-commissaris aangewezen ‘senior gerechtsjurist’, waarmee wordt gedoeld op een ‘gerechtsambtenaar’ als bedoeld in artikel 14 lid 1, aanhef en onder b, van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: RO). Naar aanleiding van deze pilot heeft de procureur-generaal een vordering tot cassatie in het belang van de wet ingesteld. Het cassatiemiddel van de procureur-generaal stelt de vraag aan de orde of de in de pilot gebruikte werkwijze toelaatbaar is.
1.2
In de strafzaak waarop de vordering van de procureur-generaal betrekking heeft, zijn op verzoek van de verdediging [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen gehoord. Deze verhoren zijn in het kader van de hiervoor genoemde pilot verricht door een door de raadsheer-commissaris aangewezen senior gerechtsjurist.

2.Het cassatieberoep

De procureur-generaal heeft beroep in cassatie in het belang van de wet ingesteld. De voordracht tot cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De vordering strekt tot vernietiging van de beslissing tot, althans de handeling bestaande uit het doen horen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] in het kabinet van de raadsheer-commissaris door een senior gerechtsjurist in plaats van door een raadsheer-commissaris.

3.Beoordeling van het cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat, na toewijzing van het verzoek van de verdediging aan de raadsheer-commissaris tot het horen van [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen, het horen van die getuigen heeft plaatsgevonden door een senior gerechtsjurist in plaats van door een raadsheer-commissaris.
3.2.1
Namens de verdachte is het verzoek gedaan tot het horen van [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen. De poortraadsheer van het hof heeft dit verzoek toegewezen.
3.2.2
Een e-mailbericht van 20 maart 2024 van de teamvoorzitter van het hof aan de raadsman van de verdachte houdt onder meer in:
“In het kader van het programma ‘tijdige rechtspraak’ en hiermee samenhangende wens om de doorlooptijden en achterstanden bij het kabinet RHC weg te werken, zijn we bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gestart met een pilot waarbij in een aantal speciaal daarvoor geselecteerde zaken getuigen o.l.v. een raadsheer-commissaris zullen worden gehoord door ervaren en daarvoor opgeleide senior gerechtsjuristen. Het is vanzelfsprekend de bedoeling dat u uw ondervragingsrecht kunt uitoefenen op dezelfde manier als vond het verhoor door de raadsheer-commissaris plaats. Het verhoor zal in ieder geval worden gesloten door de raadsheer-commissaris die zich er bij sluiting van het verhoor van zal vergewissen dat het verhoor volgens de regelen der kunst is afgenomen en dat de weergave in het proces-verbaal de juiste is.
De zaak van uw cliënt [verdachte] werd in het kader van deze pilot geselecteerd. In die zaak verzocht u om [getuige 1] en [getuige 2] te horen als getuigen. Graag zou ik alvorens tot de planning van de verhoren over te gaan van u een schriftelijk bevestiging ontvangen dat u er geen bezwaar tegen heeft dat de getuigen op bovengenoemde manier worden gehoord. Mocht u vragen hebben over dit project dan nodig ik u uit om contact met mij op te nemen.”
3.2.3
Bij e-mailbericht van 27 maart 2024 heeft de raadsman aan die teamvoorzitter bericht dat vanuit de verdediging geen bezwaar bestaat tegen het horen van de getuigen door een senior gerechtsjurist.
3.2.4
In de oproeping van de raadsman van de verdachte voor het getuigenverhoor is vermeld dat de raadsheer-commissaris een senior gerechtsjurist heeft aangewezen voor het verrichten van het verhoor. Op 24 mei 2024 zijn de getuigen gehoord door deze senior gerechtsjurist. Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] houdt onder meer in:
“Aanwezig:
[naam 1], senior gerechtsjurist
[naam 2], griffier
[naam 3], raadsman van verdachte
(...)
Als getuige wordt gehoord:
[getuige 1]
(...)
Op de vragen van de senior gerechtsjurist antwoordt de getuige als volgt:
(...)
Op de vragen van de raadsman antwoordt de getuige als volgt:
(...)
De advocaat-generaal heeft aangegeven niet aanwezig te zullen zijn bij het verhoor en heeft vooraf geen schriftelijke vragen ingediend.
Voorgelezen, volhard en getekend.
De getuige:
[handtekening]
Waarvan proces-verbaal,
De griffier, De senior gerechtsjurist
[handtekening] [handtekening]
[naam 2] [naam 1]
Ten overstaan van de raadsheer-commissaris bevestigen de getuige en de raadsman dat hetgeen is vastgelegd in het opgemaakte proces-verbaal en zojuist is voorgelezen een juiste zakelijke weergave is van hetgeen door de getuige is verklaard, dat het verhoor zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat de verdediging in de gelegenheid is gesteld het ondervragingsrecht uit te oefenen.
De raadsheer-commissaris sluit daarop het verhoor.
De raadsheer-commissaris,
[handtekening]
[naam 4].”
3.2.5
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] houdt onder meer in:
“Aanwezig:
[naam 1], senior gerechtsjurist
[naam 2], griffier
[naam 3], raadsman van verdachte
(...)
Als getuige wordt gehoord:
[getuige 2]
(...)
Op de vragen van de senior gerechtsjurist antwoordt de getuige als volgt:
(...)
Op de vragen van de raadsman antwoordt de getuige als volgt:
(...)
De advocaat-generaal heeft aangegeven niet aanwezig te zullen zijn bij het verhoor en heeft vooraf geen schriftelijke vragen ingediend.
Voorgelezen, volhard en getekend.
De getuige:
[handtekening]
Waarvan proces-verbaal,
De griffier, De senior gerechtsjurist
[handtekening] [handtekening]
[naam 2] [naam 1]
Ten overstaan van de raadsheer-commissaris bevestigen de getuige en de raadsman dat hetgeen is vastgelegd in het opgemaakte proces-verbaal en zojuist is voorgelezen een juiste zakelijke weergave is van hetgeen door de getuige is verklaard, dat het verhoor zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat de verdediging in de gelegenheid is gesteld het ondervragingsrecht uit te oefenen.
De raadsheer-commissaris sluit daarop het verhoor.
De raadsheer-commissaris,
[handtekening]
[naam 4].”
3.3.1
De volgende bepalingen zijn van belang.
- Artikel 177 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), geplaatst in de Tweede Titel van het Tweede Boek van dat wetboek:
“De rechter-commissaris kan, zoveel mogelijk door tussenkomst van de officier van justitie, in het belang van het onderzoek, het doen van nasporingen opdragen en bevelen geven aan de ambtenaren genoemd in artikel 141 onder b, c en d en aan de personen genoemd in artikel 142, eerste lid.”
- Artikel 210 lid 1 Sv, geplaatst in de Vierde afdeling van de Derde Titel van het Tweede Boek van dat wetboek:
“De rechter-commissaris verhoort den getuige, wiens verhoor door hem wenschelijk wordt geoordeeld, door den rechter wordt bevolen of door den officier van justitie wordt gevorderd. Hij kan diens dagvaarding bevelen.”
- Artikel 316 Sv:
“1. Indien enig onderzoek door de rechter-commissaris noodzakelijk blijkt, stelt de rechtbank met schorsing van het onderzoek ter terechtzitting onder aanduiding van het onderwerp van het onderzoek en, zo nodig, van de wijze waarop dit zal zijn in te stellen, de stukken in handen van de rechter-commissaris.
2. In het geval het onderzoek uitsluitend zal bestaan in het horen van getuigen of het verlenen van een opdracht aan, het benoemen en horen van deskundigen kan de rechtbank de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris dan wel, indien de officier van justitie en de verdachte daarmee instemmen, de voorzitter of een der rechters die over de zaak oordelen als rechter-commissaris aanwijzen. Deze rechter kan aan het verdere onderzoek ter terechtzitting deelnemen, tenzij bij het horen van getuigen of deskundigen is bepaald dat de verdachte of diens raadsman daar niet bij tegenwoordig mag zijn.
3. Het onderzoek wordt overeenkomstig de bepalingen van de tweede tot en met de vijfde en zevende afdeling van de Derde Titel van dit Boek gevoerd.”
- Artikel 411a Sv:
“1. Indien tegen het vonnis in eerste aanleg hoger beroep is ingesteld, doch het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep nog niet is aangevangen, kan de rechter-commissaris behorende bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft gevonnist of de raadsheer-commissaris behorende bij het gerechtshof, op de vordering van het openbaar ministerie of op het verzoek van de verdachte of diens raadsman, nader onderzoek verrichten.
2. Het onderzoek door de rechter-commissaris of raadsheer-commissaris vindt plaats overeenkomstig de tweede tot en met vijfde en zevende afdeling van de Derde Titel van het Tweede Boek.”
- Artikel 420 Sv:
“1. In de gevallen van de artikelen 295, 316 en 347 wordt het onderzoek gevoerd door een rechter-commissaris in de rechtbank die in eerste aanleg heeft gevonnist dan wel een raadsheer-commissaris bij het gerechtshof waar de zaak aanhangig is.
2. Het onderzoek door rechter- of raadsheer-commissaris, bedoeld in het eerste lid wordt overeenkomstig de tweede tot en met de vijfde en de zevende afdeling van de Derde Titel van het Tweede Boek gevoerd. Bij het onderzoek door de raadsheer-commissaris is de Tweede Titel van het Tweede Boek van overeenkomstige toepassing.
3. Indien het onderzoek geschiedt door een raadsheer-commissaris, geldt al hetgeen bepaald is omtrent de rechtbank, de rechter-commissaris, de officier van justitie en de griffier, ten aanzien van het gerechtshof, de raadsheer-commissaris, de advocaat-generaal en de griffier van het gerechtshof.
4. Na afloop van het onderzoek doet de rechter- of raadsheer-commissaris de stukken aan het gerechtshof toekomen.”
- Artikel 14 leden 1, 2, 3 en 7 RO:
“1. Bij een gerecht zijn werkzaam
a. rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, en
b. gerechtsambtenaren.
2. Bij een gerecht kunnen rechters in opleiding, senior-gerechtsauditeurs en gerechtsauditeurs werkzaam zijn.
3. De daartoe door het bestuur van een gerecht aangewezen gerechtsambtenaren, rechters in opleiding, senior-gerechtsauditeurs en gerechtsauditeurs verrichten de werkzaamheden die bij of krachtens de wet aan de griffier zijn opgedragen. Zij zijn bevoegd deze werkzaamheden ook voor andere gerechten uit te voeren. De aanwijzing geschiedt schriftelijk.
7. Indien een gerechtsambtenaar, rechter in opleiding, senior-gerechtsauditeur, gerechtsauditeur of buitengriffier griffierswerkzaamheden verricht ter ondersteuning van een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast of een deskundig lid, is hij verplicht te voldoen aan de aanwijzingen van die rechterlijk ambtenaar of dat deskundig lid.”
- Artikel 60 lid 3 RO:
“Het bestuur van het gerechtshof kan uit de bij het gerecht werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast raadsheren-commissarissen aanwijzen, belast met de behandeling van strafzaken.”
3.3.2
De raadsheer-commissaris kan op grond van artikel 411a lid 1 Sv dan wel artikel 420 lid 1 Sv (nader) onderzoek verrichten. Dat onderzoek kan onder meer het verhoor van een getuige betreffen. Op dit onderzoek is artikel 210 lid 1 Sv van overeenkomstige toepassing. Dat brengt mee dat het verhoor van een getuige dat door de raadsheer-commissaris wenselijk is geoordeeld dan wel door het hof is bevolen, wordt verricht door een raadsheer-commissaris. Gelet op artikel 60 lid 3 RO en artikel 316 lid 2 in samenhang met artikel 420 lid 1 Sv treedt dan een daartoe aangewezen, aan het hof verbonden raadsheer op als de raadsheer-commissaris die het verhoor van de getuige afneemt. Dat is alleen dan anders als de raadsheer-commissaris op grond van artikel 177 lid 1 in samenhang met artikel 420 lid 2 Sv aan een opsporingsambtenaar opdraagt om een getuige te horen. In dat geval neemt de opsporingsambtenaar het verhoor af, maar dat verhoor verloopt dan niet overeenkomstig dezelfde regeling en met inachtneming van dezelfde waarborgen als een verhoor door de rechter-commissaris of de raadsheer-commissaris.
3.4
Uit de onder 3.2.4 genoemde oproeping blijkt als beslissing van de raadsheer-commissaris dat de getuigen worden gehoord door een senior gerechtsjurist. In deze beslissing ligt als oordeel besloten dat de raadsheer-commissaris het door hem te verrichten verhoor van een getuige kan laten uitvoeren door een aan het gerecht verbonden functionaris – zoals een gerechtsambtenaar – die niet een ambtenaar is met rechtspraak belast zoals bedoeld in artikel 14 RO. Dat oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting, nu – zoals volgt uit onder wat onder 3.3 is weergegeven – het Wetboek van Strafvordering niet in die mogelijkheid voorziet. Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht.

4.Beslissing

De Hoge Raad vernietigt in het belang van de wet de onder 3.4 weergegeven beslissing van de raadsheer-commissaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada, T. Kooijmans, C.N. Dalebout en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 september 2025.