Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
7 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van de betrokkene, geboren in 1984. Het hof had de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep wegens overschrijding van de wettelijk voorgeschreven beroepstermijn. De betrokkene had echter aangevoerd dat het hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door de uitreiking van de oproeping in eerste aanleg aan een huisgenoot gelijk te stellen met een betekening aan de betrokkene in persoon. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing naar het gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel van de betrokkene gegrond verklaard en de uitspraak van het hof vernietigd. De zaak wordt terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de betekening aan de huisgenoot niet gelijkgesteld kan worden aan een betekening aan de betrokkene zelf, waardoor de termijnoverschrijding niet aan de betrokkene kan worden toegerekend.