ECLI:NL:HR:2025:1343

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
24/03038
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep na beslag op auto onder Europees onderzoeksbevel en bevriezingsbevel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2025 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep van een klager die zich verzet tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 23 juli 2024 een klaagschrift van de klager ongegrond verklaard, waarbij het ging om de teruggave van een auto die onder conservatoir beslag was gelegd naar aanleiding van een Europees bevriezingsbevel. De rechtbank stelde vast dat de auto aanvankelijk op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in beslag was genomen, en dat dit beslag zijn oorsprong vond in een Europees onderzoeksbevel (EOB) van de Duitse autoriteiten. Het beslag werd later omgezet naar conservatoir beslag op basis van een Europees bevriezingsbevel (EBB).

De Hoge Raad oordeelde dat op grond van artikel 445 Sv tegen beschikkingen alleen cassatieberoep openstaat in de gevallen die in het wetboek zijn bepaald. Aangezien er geen bepaling is die cassatieberoep tegen een dergelijke beschikking toestaat, kon de Hoge Raad het cassatieberoep van de klager niet in behandeling nemen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in het strafrecht verduidelijkt, vooral in het kader van internationale samenwerking en de toepassing van Europese regelgeving.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/03038 Br
Datum23 september 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Limburg van 23 juli 2024, nummer RK 24/015386, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft de advocaat L. Bien bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de rechtbank waarbij een klaagschrift dat strekt tot teruggave van een auto, waarop naar aanleiding van een Europees bevriezingsbevel door omzetting conservatoir beslag is gaan rusten, ongegrond is verklaard.
2.2
De beschikking van de rechtbank houdt onder meer in:
“De rechtbank stelt vast dat de Duitse autoriteiten een EOB hebben uitgevaardigd, in het kader van een lopend strafrechtelijk onderzoek naar (in ieder geval) genoemde [betrokkene 1] , op grond van welk onderzoek de onderhavige doorzoeking en inbeslagneming heeft plaatsgevonden. Dit EOB is door de officier van justitie erkend en tenuitvoergelegd.
De onderhavige auto is op grond van artikel 94 Sv in beslag genomen, in afwachting van een Europees Bevriezingsbevel ten behoeve van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dat Europees Bevriezingsbevel (kenmerk: EBB-I-2024023085) is op 14 juni 2024 ontvangen. Het beslag op deze auto is op 27 juni 2024 omgezet naar conservatoir beslag, middels een machtiging conservatoir beslag door de rechter-commissaris belast met strafzaken bij deze rechtbank d.d. 25 juni 2024.
De Duitse autoriteiten hebben niet meegedeeld af te zien van dit beslag.
De inzet van de bevoegdheden is naar Nederlands recht rechtmatig geschied en er doen zich geen weigeringsgronden op grond van artikelen 5:4:4 of 5:5:16 Sv voor.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de inbeslagneming van de auto voldaan is aan de daarvoor in Nederland geldende formaliteiten.
Handhaving van het beslag op de auto is verder in lijn met het in het EBB beschreven doel van de beslaglegging.
(...)
Het beklag moet daarom ongegrond worden verklaard.”
2.3
Bij de stukken bevindt zich een bevriezingscertificaat (‘Sicherstellungsbescheinigung’) van de Duitse autoriteiten van 14 juni 2024 als bedoeld in artikel 4 en 6 van de Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PbEU 2018, L 303/1). De inhoud van dit bevriezingscertificaat is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.2.
2.4
De volgende bepalingen zijn van belang.
- Artikel 445 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv):
“Tegen beschikkingen staat hooger beroep of beroep in cassatie niet open en is een bezwaarschrift niet toegelaten, dan in de gevallen bij dit wetboek bepaald.”
- Artikel 552d lid 2 Sv:
“Beroep in cassatie kan door het openbaar ministerie worden ingesteld binnen veertien dagen na de dagtekening der beschikking, en door de klager binnen veertien dagen na de betekening.”
- Artikel 5.5.18 Sv, geplaatst in de Derde afdeling (“Bevriezingsbevelen op grond van Verordening 2018/1805”) van Titel 5 (“Europees bevriezingsbevel”) van het Vijfde Boek (“Internationale en Europese strafrechtelijke samenwerking”) van het Wetboek van Strafvordering:
“Belanghebbenden kunnen zich schriftelijk beklagen over de beslissing van de officier van justitie tot erkenning en tenuitvoerlegging van een bevriezingsbevel. De artikelen 552a, 552c tot en met 552d, eerste lid en 552e, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de rechter niet treedt in een onderzoek naar de grondslag van het bevriezingsbevel. Het beklag heeft geen schorsende werking.”
2.5
De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto aanvankelijk op grond van artikel 94 Sv in beslag is genomen en dat dat beslag zijn aanleiding vond in een Europees onderzoeksbevel, en dat daarna het beslag is omgezet naar een conservatoir beslag dat zijn aanleiding vond in een Europees bevriezingsbevel.
2.6
In het op dit bevriezingsbevel toepasselijke artikel 5.5.18 Sv zijn enkele bepalingen uit Titel IX ‘Beklag’ van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing verklaard. Daaronder is echter niet begrepen artikel 552d lid 2 Sv.
2.7
Op grond van artikel 445 Sv staat tegen beschikkingen cassatieberoep alleen open in de gevallen in dat wetboek bepaald. Dat wetboek bevat geen bepaling op grond waarvan cassatieberoep openstaat tegen een beschikking als deze. Zo’n bepaling is ook in een andere wet niet te vinden. Daarom kan de Hoge Raad het cassatieberoep van de klager niet in behandeling nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 september 2025.