ECLI:NL:HR:2025:1333
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2025 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 maart 2025. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de nummers SGR 24/5173 V, SGR 24/5175 V en SGR 24/5176 V. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad op 5 juni 2025 een aangetekende brief heeft verzonden naar belanghebbende, waarin deze werd gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken voor betaling werd gesteld. De brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht is niet voldaan.
Op 8 juli 2025 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om te reageren op het niet betalen van het griffierecht. Dit bericht is ook per e-mail verzonden naar het door belanghebbende opgegeven e-mailadres. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen op 8 juli 2025, maar belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren.
Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.