ECLI:NL:HR:2025:1320

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
24/03733
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid van werkneemster die concurreert met werkgever

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Culimer c.s. en [verweerster]. Culimer c.s., bestaande uit Culimer Europe B.V., Culimer Holding B.V. en Beijing Culimer Seafood Im-Exporting Co. Ltd., hebben [verweerster] aangeklaagd voor schadevergoeding wegens concurrentiebeding. [verweerster] was sinds 2006 in dienst bij de Culimer-groep en heeft in 2019/2020 aandelen verworven in Ocean Doyen, een concurrent. Na haar ontslag op staande voet vorderden Culimer c.s. schadevergoeding voor misgelopen marges bij garnalentransacties en king crabtransacties. De rechtbank heeft de vordering deels toegewezen, maar het hof heeft geoordeeld dat er geen causaal verband was tussen de tekortkoming van [verweerster] en het verlies van kansen voor Culimer China. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens zijn de kosten van het geding in cassatie aan [verweerster] opgelegd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/03733
Datum19 september 2025
ARREST
In de zaak van
1. CULIMER EUROPE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. CULIMER HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. BEIJING CULIMER SEAFOOD IM- EXPORTING CO. LTD.,
gevestigd te Peking, China,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het incidentele cassatieberoep,
hierna: Culimer c.s.,
advocaat: S.L. Haanschoten,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerster],
advocaat: H.J.W. Alt.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 9252201\ CV EXPL 21-18892 van de rechtbank Rotterdam van 21 juni 2021, 15 oktober 2021, 24 december 2021 en 18 maart 2022;
b. de arresten in de zaak 200.311.508/01 van het gerechtshof Den Haag van 11 oktober 2022 en 9 juli 2024.
Culimer c.s. hebben tegen het arrest van het hof van 9 juli 2024 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwerping van het incidentele cassatieberoep.
De advocaat van [verweerster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De Culimer-groep houdt zich bezig met de internationale handel in zeevruchten.
(ii) [verweerster] was sinds 2006 in dienst van de Culimer-groep. Zij voerde (vanuit Nederland) het algemene dagelijkse management van Culimer China en handelde voor die onderneming in garnalen en king crab.
(iii) Omstreeks 2019/2020 hebben Culimer c.s. vernomen dat [verweerster] samen met haar vader de aandelen in Ocean Doyen hield, in welk bedrijf zij ook handelde in garnalen en king crab. [verweerster] is vervolgens op staande voet ontslagen.
(iv) Culimer c.s. verwijten [verweerster] dat zij, in strijd met de arbeidsovereenkomst, met hen heeft geconcurreerd, onder meer door in een keten van koopovereenkomsten Ocean Doyen onder Culimer China te positioneren, waarbij Ocean Doyen garnalen kocht van Culimer China en doorverkocht aan afnemers in China. Daardoor realiseerde Ocean Doyen volgens Culimer c.s. een winstmarge die Culimer China ook zelf had kunnen realiseren als [verweerster] het ertoe had geleid dat Culimer China rechtstreeks aan deze afnemers had verkocht.
2.2
In deze procedure gaat het om de vordering tot schadevergoeding van Culimer c.s., die ziet op misgelopen marges bij garnalentransacties en op misgelopen king crabtransacties.
2.3
De rechtbank heeft de vordering van Culimer c.s. ter zake van beide soorten transacties deels toegewezen.
2.4.1
Het hof [1] heeft geoordeeld dat [verweerster] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en zich niet als goed werkneemster heeft gedragen (rov. 5.7-5.9). Het heeft de vordering ter zake van de king crabtransacties deels toegewezen en die ter zake van de garnalentransacties afgewezen.
2.4.2
Wat betreft de garnalentransacties heeft het hof geoordeeld dat geen causaal verband bestaat tussen de tekortkoming van [verweerster] en het verlies van een kans dat Culimer China dezelfde garnalentransacties als Ocean Doyen had kunnen realiseren. Het heeft daartoe onder meer, samengevat weergegeven, het volgende overwogen.
Uit de standpunten van partijen volgt dat Culimer China leveringen niet meer voorfinancierde (alleen nog bestellingen van klanten met 100% vooruitbetaling), dat zij geen voorraden meer aanhield en dat alleen nog bestellingen van hele containers (geen deelleveringen) mogelijk waren. De klanten van Culimer China betaalden rechtstreeks en vooruit aan de leverancier. (rov. 5.17)
De werkwijze van Ocean Doyen week op essentiële punten af van de werkwijze van Culimer China. Bij Ocean Doyen kon men uit voorraad bestellen, ook voor (veel) kleinere hoeveelheden garnalen, en met slechts 30% vooruitbetalen door de klant voor de nagenoeg aansluitende levering. De door Culimer c.s. aangevoerde omstandigheid dat Ocean Doyen niet alleen kleinere hoeveelheden garnalen verkocht maar ook hele containers, houdt niet een voldoende weerlegging in van het verweer van [verweerster]. Het verkopen van uitsluitend hele containers was immers niet de enige beperkende voorwaarde die Culimer China stelde bij de verkoop van garnalen. Zij stelde ook de voorwaarde van 100% vooruitbetaling. De omstandigheid dat Ocean Doyen ook garnalen leverde aan enkele grote klanten is voor de beoordeling van het hoger beroep niet van belang. (rov. 5.18)
[verweerster] heeft bescheiden overgelegd betreffende de 38 containers die Ocean Doyen in totaal heeft ingekocht. Culimer c.s. hadden een gemotiveerde reactie kunnen geven op het betoog van [verweerster] dat de wijze waarop zij zaken deed met Ocean Doyen op essentiële punten afweek van de werkwijze van Culimer China. (rov. 5.19)
De conclusie is dat de wijze waarop en de voorwaarden waaronder Ocean Doyen garnalen verkocht aan haar klanten wezenlijk afweek van de werkwijze van Culimer China. (rov. 5.20)
Als Culimer China dezelfde transacties had willen uitvoeren als Ocean Doyen, had zij eerst zelf (volledig, althans in elk geval voor 70%) voor de inkoop van de garnalen moeten betalen alvorens de (resterende) verkoopprijs bij doorverkoop te ontvangen. Zij zou ook financieel in staat moeten zijn geweest bestellingen voor te financieren. Daarmee zouden aanzienlijke bedragen gemoeid zijn geweest. (rov. 5.21)
Aangenomen moet worden dat Culimer China aangewezen zou zijn geweest op hulp van derden om bestellingen van containers garnalen (volledig, althans voor 70%) te kunnen voorfinancieren. Culimer c.s. hebben niet aannemelijk gemaakt dat Culimer China in staat zou zijn geweest over het benodigde werkkapitaal te beschikken om bestellingen (volledig, althans voor 70%) te kunnen voorfinancieren. (5.22)
Omdat niet kan worden aangenomen dat condicio-sine-qua-non-verband aanwezig is tussen de tekortkoming van [verweerster] en het verlies van een kans dat Culimer China ten aanzien van de garnalen dezelfde transacties als Ocean Doyen had kunnen realiseren, komt het hof niet toe aan enigerlei begroting van schade in verband met deze transacties. (rov. 5.24)

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

3.1
Onderdeel 3 van het middel klaagt dat het hof ten onrechte heeft nagelaten om per container te onderzoeken of condicio-sine-qua-non-verband aanwezig is tussen de tekortkoming van [verweerster] en het verlies van een kans dat Culimer China dezelfde garnalentransacties had kunnen realiseren. Het hof heeft miskend dat de situatie per container sterk verschilt, en dat in ieder geval vijftien containers volledig zijn uitgeleverd aan één klant, waarvoor de werkwijze van Ocean Doyen niet afweek van die van Culimer China, aldus het onderdeel.
3.2
Deze klacht slaagt op de gronden zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.32-4.35.
3.3
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

De klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

5.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 juli 2024;
- verwijst het geding naar het gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Culimer c.s. begroot op € 8.341,97 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweerster] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
in het incidentele beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Culimer c.s. begroot op € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweerster] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
19 september 2025.

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag 9 juli 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1116.