Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
7 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 september 2023. De zaak betreft openlijke geweldpleging in Hilversum, waarbij de verdachte zich beroept op het ontbreken van wederrechtelijkheid op basis van een burgeraanhouding, zoals bedoeld in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft de vraag beantwoord of het handelen van de verdachte, die niet enkel het doel had om de aangever over te dragen aan opsporingsambtenaren, proportioneel was. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De strafmotivering van het hof, die een gevangenisstraf van 15 dagen (waarvan 14 dagen voorwaardelijk) en een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, omvatte, is door de Hoge Raad niet in twijfel getrokken. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.