ECLI:NL:HR:2025:1192
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juli 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X] B.V., vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 14 januari 2025. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad de belanghebbende op 2 april 2025 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling daarvan. Ondanks dat de brief volgens Track&Trace is afgeleverd, is het griffierecht niet voldaan.
Op 1 mei 2025 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen. Aangezien belanghebbende geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard.