Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
3.Beslissing
18 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van bestuurders. De eiser, wonende in België, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 7 mei 2024 was gewezen. De eiser betwistte de toepassing van de maatstaf voor onrechtmatigheid, causaliteit en de begroting van schade, in het kader van een investering in een Spaanse villa. De verweerders, bestaande uit meerdere vennootschappen, hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser en de verweerders beoordeeld, maar heeft geoordeeld dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het principale en het incidentele cassatieberoep verworpen en de kosten van het geding in cassatie toegewezen aan de respectieve partijen.