Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
24 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen CETORHINUS MAXIMUS B.V. (CM) en ROTTERDAMSE MOBILITEIT CENTRALE RMC B.V. (RMC) over de uitleg van een aanbiedingsregeling in een aandeelhoudersovereenkomst. CM, vertegenwoordigd door advocaat J. van Weerden, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 17 oktober 2023 is gewezen. RMC, bijgestaan door advocaat R.L.M.M. Tan, heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van CM beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de klachten niet relevant zijn voor de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en CM veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen worden voldaan. Het arrest is gewezen op 24 januari 2025 door de vicepresident M.V. Polak en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en K. Teuben, en openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.