ECLI:NL:HR:2025:115

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
24/00177
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van aanbiedingsregeling in aandeelhoudersovereenkomst volgens Haviltex-maatstaf

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen CETORHINUS MAXIMUS B.V. (CM) en ROTTERDAMSE MOBILITEIT CENTRALE RMC B.V. (RMC) over de uitleg van een aanbiedingsregeling in een aandeelhoudersovereenkomst. CM, vertegenwoordigd door advocaat J. van Weerden, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 17 oktober 2023 is gewezen. RMC, bijgestaan door advocaat R.L.M.M. Tan, heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van CM beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de klachten niet relevant zijn voor de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en CM veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen worden voldaan. Het arrest is gewezen op 24 januari 2025 door de vicepresident M.V. Polak en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en K. Teuben, en openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/00177
Datum24 januari 2025
ARREST
In de zaak van
CETORHINUS MAXIMUS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
hierna: CM,
advocaat: J. van Weerden,
tegen
ROTTERDAMSE MOBILITEIT CENTRALE RMC B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: RMC,
advocaat: R.L.M.M. Tan.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/10/623676 / HA ZA 21-728 van de rechtbank Rotterdam van 22 februari 2022;
b. het arrest in de zaak 200.308.024/01 van het gerechtshof Den Haag van 17 oktober 2023.
CM heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
RMC heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt CM in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van RMC begroot op € 873,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien CM deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
24 januari 2025.