Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
24 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende partneralimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die op 8 februari 2024 was gegeven. De man, verweerder in cassatie, had verzocht het beroep te verwerpen. De advocaat van de vrouw was K. Aantjes, terwijl A.H. Vermeulen de man vertegenwoordigde. De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het gerechtshof, die relevant zijn voor het procesverloop. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.M. Coenraad was dat het cassatieberoep moest worden verworpen.
De Hoge Raad heeft de klachten van de vrouw over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vrouw verworpen, wat betekent dat de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.