ECLI:NL:HR:2025:1121

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
24/00899
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking inzake beslag op voertuig en terugwijzing naar rechtbank Limburg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een klaagschrift van de klager, die in augustus 2023 een voertuig had gekocht dat op dat moment onder beslag was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank had het beklag van de klager ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen de teruggave van het voertuig. De klager had aangevoerd dat hij het voertuig had gekocht en dat hij niet op de hoogte was van de Nederlandse wetgeving omtrent de tenaamstelling van voertuigen. De rechtbank stelde vast dat de tenaamstelling van het voertuig op het moment van inbeslagname niet op naam van de klager stond en dat er een verdenking bestond van rijden zonder geldige tenaamstelling. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank haar beslissing onvoldoende had gemotiveerd, vooral gezien de argumenten van de raadsman van de klager. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Limburg voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/00899 B
Datum15 juli 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Limburg van 13 februari 2024, nummer RK 23/024504, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft de advocaat J.J. Jaspers bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Limburg teneinde op het bestaande beklag te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de ongegrondverklaring van het klaagschrift, gelet op wat door en namens de klager is aangevoerd, ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1
Het klaagschrift, dat strekt tot teruggave aan de klager van een onder hem inbeslaggenomen voertuig, houdt onder meer in:
“Op 18 augustus 2023 is de auto van klager inbeslaggenomen. De auto betreft een Citroen Berlingo, kleur wit, waarop nummerplaten waren gemonteerd met het Belgische [kenteken 1] . (...)
Klager werd op voornoemde datum aangehouden nadat bij een controle uit de systemen van de politie kwam naar voren dat het Belgische [kenteken 1] geregistreerd stond op naam van cliënt en behorende bij een Audi S4.
Uit de systemen van de politie kwam tevens naar voren dat de Citroen Berlingo met het chassisnummer [nummer] (de auto van cliënt) sinds 10-08-2023 niet meer staat geregistreerd. Tevens kwam naar voren dat bij de bestelauto een Belgische kentekenplaat hoort met het [kenteken 2] en dat deze auto als gestolen staat geregistreerd.
In het proces-verbaal van de politie staat dat cliënt zou hebben verklaard dat zijn eigen auto ‘de Audi’ bij de garage staat en gerepareerd wordt. Tevens zou hij kennelijk hebben verklaard dat hij de Citroen Berlingo als leenauto heeft meegekregen en dat hij met zijn eigen platen daarmee zou mogen rijden. Dat hij dit zou hebben verklaard bevreemdt, zoals hierna nader zal worden toegelicht. Mogelijk is er enige spraakverwarring ontstaan omdat klager Franstalig is en niet goed tot uitdrukking heeft kunnen brengen, dan wel dat de politie hem verkeerd heeft begrepen.
Wat daar ook van zij. Klager heeft de auto in augustus 2023 gekocht van [betrokkene 1] , wonende te [plaats] . Als bijlage wordt overgelegd de koopovereenkomst alsook een kopie van het identiteitsbewijs van de verkoopster (bijlage 1).
Voorts heeft cliënt de auto op 18 augustus 2023 verzekerd bij AG. Een kopie van het verzekeringsbewijs wordt bijgaand overgelegd (bijlage 2). Op het verzekeringsbewijs staat vermeld “Citroen Berlingo" met [kenteken 1] .
De Citroen Berlingo was ook technisch gekeurd en kort na de inbeslagname ontving klager ook het keuringsbewijs (bijlage 3).
De auto was (en is) dus zijn eigendom, alleen reed hij op het moment van aanhouding daarin in Nederland terwijl de kentekenplaten nog geregistreerd stonden als behorende bij de Audi. Cliënt verkeerde in de veronderstelling dat hij met die kentekenplaten mocht rijden, ook in het buitenland omdat dit hem bij de garage was medegedeeld. Dat cliënt niet met deze kentekenplaten in Nederland mocht rijden is hem eerst na de staandehouding duidelijk geworden.
(...)
Klager heeft de auto dringend nodig. Daarnaast geldt dat hij geen strafbare feiten o.i.d. heeft gepleegd. Vervreemding van de auto brengt hem in een lastige (afhankelijke) positie en brengt voorts financieel nadeel met zich mee.
Klager is van mening dat bij het afwegen van de belangen zijn belang bij teruggave van de auto prevaleert boven het algemeen belang. Klager erkent dat hij zich inmiddels realiseert dat het rijden met verkeerde kentekenplaten niet is toegestaan en een strafbaar feit oplevert. Echter, in tegenstelling tot wat eerder kennelijk werd verondersteld, geldt niet (langer) als uitgangspunt dat de auto gestolen is en cliënt meent genoeglijk te hebben aangetoond dat de auto aan hem in eigendom toebehoort. Klager wordt onevenredig hard geraakt met de voorgenomen vervreemding. Voortzetting van het beslag en vervreemding zijn niet proportioneel.”
2.2.2
Het proces-verbaal van de behandeling van het klaagschrift in raadkamer houdt onder meer in:
“Aan de raadsman wordt gelegenheid geboden het klaagschrift toe te lichten.
De raadsman voert het volgende aan:
Het voertuig van de klager is op 18 augustus 2023 onder hem inbeslaggenomen. De reden dat de klager verzoekt om teruggave van het voertuig is omdat hij het idee heeft dat hij niets fout heeft gedaan. De klager dacht dat hij gewoon met het [kenteken 1] mocht rijden en heeft zich daar ook over geïnformeerd. Ik heb geen vordering gezien dat er een verdenking rust op de klager noch dat het voertuig nodig is voor nader onderzoek. De klager heeft de auto gekocht en heeft deze nodig voor zijn werk. Ik heb stukken ingediend waaruit volgt dat het voertuig op naam van de klager staat en derhalve niet gestolen is. De klager stelt dat hij niet wist dat hij met deze kentekenplaten niet mocht rijden. Er is geen strafvorderlijk belang meer om het voertuig in beslag te houden en vandaar verzoek ik ook tot teruggave van het voertuig.
De officier van justitie brengt naar voren:
In het systeem is te zien dat het voertuig niet langer geregistreerd staat. Ik heb geen nadere informatie omtrent een eventuele diefstal. Waar het om gaat is dat de kentekenplaten die gevoerd zijn niet kloppen. Het voertuig is niet geregistreerd en er is geen kentekenhouder bekend. Dat is de reden waarom het voertuig niet kan worden geretourneerd aan de klager en dat is ook hetgeen de klager wordt verweten.
De rechter stelt vast dat in de overlegde stukken geen kentekenbewijs zit zoals wij dat in Nederland kennen.
De raadsman voert aan:
In België hoort het kenteken bij de eigenaar en niet bij het voertuig. Daar lag ook precies het probleem, namelijk om het voertuig op naam van de klager te krijgen.
Desgevraagd antwoordt de klager dat het voertuig pas geregistreerd kan worden als er een technische controle is doorlopen. In België mag de koper van een auto tijdelijk de kentekenplaten van zijn vorige auto gebruiken totdat de technische controle is uitgevoerd. Het voertuig is voor deze technische controle inbeslaggenomen, waardoor ik de technische controle niet heb kunnen laten uitvoeren. Er stond wel al een afspraak gepland en daar zijn ook stukken van overgelegd.
De rechter stelt vast dat het voertuig ten tijde van de inbeslagname niet op naam stond van de klager.
De officier van justitie voert aan:
Het is op dit moment nog onduidelijk of de klager zal worden vervolgd. Een niet op naam gesteld voertuig kan niet worden geretourneerd. Er is sprake van strafvorderlijk belang hetgeen zich verzet tegen teruggave van het voertuig aan de klager.
De raadsman voert aan:
Ik zie nog altijd niet in waarom er (nog steeds) een strafvorderlijk belang is. Al het onderzoek aan het voertuig is reeds verricht dus het kan hooguit een financiële kwestie zijn. Er zijn geen nadere onderzoekshandelingen ten aanzien van het voertuig en het is onduidelijk of de klager al dan niet zal worden vervolgd.
De klager voert aan:
Ik was niet op de hoogte van de Nederlandse wetgeving en ik heb mij niet voldoende laten inlichten over de wetgeving hier. Ik ben uitgegaan van de Belgische wetgeving. Ik heb me verschillende keren gemeld bij de douane, maar ze wilden mij niets vertellen over de stand van zaken. Het voertuig stond ten tijde van inbeslagname nog niet op mijn naam, maar stond nog steeds op naam van de oude eigenaar geregistreerd. Het zou een termijn van 15 dagen betreffen om de technische controle te doorlopen en het voertuig om mijn naam te laten registreren.
De officier van justitie voert aan:
Het betreft het rijden zonder een geldige tenaamstelling. Uit de beslagstukken volgt dat de registratie van de oude eigenaar, te weten [betrokkene 1] , op 21 april 2023 is geëindigd. Dan lijkt het verhaal van de klager niet te kloppen.”
2.2.3
De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen:
“Feiten
Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, blijkt dat op 18 augustus 2023 onder klager in beslag is genomen:
- Een bestelauto, merk Citroën met [kenteken 1] en chassisnummer [nummer] (01) (hierna: het voertuig).
(...)
Beklag
Het beklag strekt tot teruggave van het inbeslaggenomen voertuig.
Namens de klager is aangevoerd dat de klager het voertuig in augustus 2023 heeft gekocht van de belanghebbende [betrokkene 1] . De verdediging heeft ter onderbouwing de koopovereenkomst alsmede een kopie van het identiteitsbewijs van de verkoopster bijgevoegd. De klager heeft het voertuig met [kenteken 1] op 18 augustus 2023 verzekerd bij AG. Ter onderbouwing is het verzekeringsbewijs overlegd. In België mag de koper - voor een korte periode - de kentekenplaten van zijn vorige voertuig gebruiken voor een ander voertuig. Dit ter overbrugging van de periode totdat de technische controle op het voertuig is uitgevoerd. Doordat het voertuig in beslag is genomen, heeft de klager niet de tijd gehad om deze technische controle te laten uitvoeren. De klager verkeerde in de vooronderstelling dat hij ook in het buitenland met die kentekenplaten mocht rijden, hetgeen hem bij de garage ook was medegedeeld. De klager is er niet mee bekend dat het voertuig zou zijn gestolen, heeft daar geen gegevens over en voor zover hem bekend rust er ook geen verdenking op hem. Ook blijkt niet dat het voertuig nog nodig is voor andere onderzoekshandelingen. Er is dan ook geen strafvorderlijk belang (meer) om de inbeslagneming te laten voortduren.
De klager heeft de auto dringend nodig en de voortdurende inbeslagneming brengt hem in een lastige afhankelijke positie en brengt financieel nadeel met zich mee. De klager stelt zich op het standpunt dat bij het afwegen van de belangen zijn belang bij teruggave van het voertuig prevaleert boven het algemeen belang. De klager wordt onevenredig hard geraakt met de voorgenomen vervreemding. Voortzetting van het beslag en vervreemding zijn niet proportioneel.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van het inbeslaggenomen voertuig en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het voertuig staat niet geregistreerd en er is geen kentekenhouder bekend. De kentekenplaten die door de klager gevoerd zijn, lijken derhalve niet te kloppen. De officier van justitie stelt dat het voertuig niet aan de klager kan worden geretourneerd, omdat het een niet tenaamgesteld voertuig betreft. De officier van justitie stelt dat het op dit moment onduidelijk is of de klager al dan niet vervolgd gaat worden. Er is sprake van een verdenking en dan verzet het strafrechtelijk belang zich tegen teruggave van het inbeslaggenomen voertuig. Uit de stukken volgt dat de registratie van de vorige eigenaar, [betrokkene 1] , op 21 april 2023 is geëindigd. Dat strookt niet met het verhaal van de klager.
Beoordeling
De rechtbank is bevoegd.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen twee jaren na inbeslagneming. De klager is daarom ontvankelijk in het beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken. De klager lijkt in augustus 2023 het voertuig van [betrokkene 1] te hebben gekocht en heeft het voertuig op 18 augustus 2023 verzekerd bij AG. Een kentekenbewijs of een tenaamstelling zijn niet overlegd. Uit de stukken volgt dat de tenaamstelling van de vorige eigenaar, [betrokkene 1] , op 21 april 2023 is geëindigd. De klager stelt de tenaamstelling in België te ontvangen, wanneer er een technische keuring aan het voertuig heeft plaatsgevonden, hetgeen ten tijde van de aanhouding nog niet had plaatsgevonden. De stukken die door de verdediging zijn overgelegd, zijn niet afdoende om een tenaamstelling vast te stellen. De rechtbank stelt derhalve vast dat ten tijde van de inbeslagneming het voertuig niet op naam van de klager staat. Volgens de officier van justitie is er een verdenking van rijden zonder een geldige tenaamstelling, waarover kennelijk door het Openbaar Ministerie nog een beslissing moet worden genomen.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.”
2.3
De rechtbank heeft vastgesteld dat onder de klager op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) beslag is gelegd op het in het klaagschrift bedoelde voertuig. Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene dat is gericht tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv, moet de rechter a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en, zo nee, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering houdt hierbij verband met het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat. Bij die belangen kan het gaan om het aan de dag brengen van de waarheid – ook in een zaak betreffende een ander dan de klager – of om het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het belang van strafvordering vordert ook het voortduren van het beslag als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b lid 1, aanhef en onder 4º, van het Wetboek van Strafrecht in samenhang met artikel 552f Sv.
2.4
De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenaamstelling van het op 18 augustus 2023 onder de klager inbeslaggenomen voertuig op 21 april 2023 is geëindigd, dat het voertuig ten tijde van de inbeslagneming niet op naam van de klager stond, dat de klager geen kentekenbewijs of bewijs van tenaamstelling heeft overgelegd en dat er tegen de klager een verdenking bestaat wegens het rijden zonder een geldige tenaamstelling, waarover het openbaar ministerie nog een beslissing moet nemen. Op basis van deze vaststellingen heeft de rechtbank geoordeeld dat het strafvorderlijk belang van de waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag. Dit oordeel is niet zonder meer begrijpelijk, gelet op wat de raadsman van de klager bij de behandeling van het klaagschrift in raadkamer heeft aangevoerd en in aanmerking genomen dat niet door de rechtbank is vastgesteld dat nader onderzoek aan het voertuig nodig is.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Limburg, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 juli 2025.