ECLI:NL:HR:2025:11

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
23/03547
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over openlijke geweldpleging en burgeraanhouding in Hilversum

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 8 september 2023 werd gewezen. De zaak betreft openlijke geweldpleging in Hilversum, waarbij de verdachte zich beroept op het ontbreken van wederrechtelijkheid op basis van een burgeraanhouding, zoals bedoeld in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en C.N. Dalebout, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/03547
Datum7 januari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 september 2023, nummer 21-001163-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.I. Takens en T.P.A.M. Wouters, beiden advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 januari 2025.