Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 augustus 2024. De zaak betreft een beroep in cassatie van de belanghebbende, vertegenwoordigd door advocaat T.D.D. Loeffen, tegen de uitspraak van het Hof, die betrekking heeft op naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2014. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de naheffingsaanslagen en de daarbij behorende beschikkingen inzake heffingsrente en boetes had opgelegd. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door een onbekende persoon, diende een verweerschrift in. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de belanghebbende de zaak toegelicht. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.